Zomer, dag 2

Zomer
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Zomer

Slide 1 - Slide


A
zwemmen
B
de kwal
C
de strandstoel
D
de zee

Slide 2 - Quiz


Slide 3 - Open question


A
zwemmen
B
de kwal
C
de strandstoel
D
de zee

Slide 4 - Quiz


Slide 5 - Open question


A
zwemmen
B
de kwal
C
de strandstoel
D
de zee

Slide 6 - Quiz

de zomerkleren

Slide 7 - Slide

de barbecue

Slide 8 - Slide

de mug

Slide 9 - Slide

de wesp

Slide 10 - Slide

de aardbei

Slide 11 - Slide

de zonnebloem

Slide 12 - Slide

de mier

Slide 13 - Slide

het lieveheersbeestje

Slide 14 - Slide


Slide 15 - Open question


A
de aardbei
B
de mier
C
de wesp
D
de mug

Slide 16 - Quiz


Slide 17 - Open question


A
de aardbei
B
de mier
C
de wesp
D
de mug

Slide 18 - Quiz


Slide 19 - Open question


A
de aardbei
B
de mier
C
de wesp
D
de mug

Slide 20 - Quiz

Wat hoor bij elkaar?
de aardbei
de zonnebloem
de mier
de wesp
het lieveheersbeestje
de zomerkleren

Slide 21 - Drag question


A
de aardbei
B
de mier
C
de wesp
D
de mug

Slide 22 - Quiz

Spel het werkwoord in de onderstaande zin correct: Vorige zomer overnach...en we in een luxe chalet.


A
t
B
d
C
tt
D
dd

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste spelling van het werkwoord.
Toen ik in de zomer …
A
kampeerdde
B
Kampeerden
C
kampeerde

Slide 24 - Quiz

Kerst is soms ook in de zomer.
A
Nee
B
Ja
C
NEE
D
Neehee

Slide 25 - Quiz

Waarom slapen mensen in de zomer vaak slechter?
A
Doordat de dieren allemaal wakker zijn
B
Doordat het snel donker is buiten
C
Doordat het lang licht is buiten
D
Doordat mensen later naar bed gaan

Slide 26 - Quiz


A
de zomerkleding
B
de badkleding
C
het zomerkleding
D
het badkleding

Slide 27 - Quiz

Welk werkwoord past op de open plek in de zin?

Meeuwen zijn dolenthousiast over de grote hoeveelheid vliegende mieren die op een zwoele, zomerse dag overal in het land […].
A
opduiken
B
verspreiden
C
verwerken

Slide 28 - Quiz

Vul het werkwoord verhuizen in:
Bloem ...... volgende zomer naar Spanje.
A
verhuis
B
verhuist
C
verhuisd

Slide 29 - Quiz


A
de sportkleding
B
de zomerkleding
C
de winterkleding

Slide 30 - Quiz

Hoe schrijf je het werkwoord?
Hij .... (barbecueën) afgelopen zomer erg graag.
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 31 - Quiz

In welke maanden is het zomer?
A
januari, februari, maart
B
april, mei, juni
C
juli, augustus, september
D
oktober, november, december

Slide 32 - Quiz

Wanneer is de dag kort?
A
in de zomer
B
in de winter

Slide 33 - Quiz