Oefenen voor toets

1 / 30
next
Slide 1: Interactive video with 8 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

8

Slide 1 - Video

Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Rennen
Ruilen
Schrijven

Slide 2 - Drag question

zingen
doen
managen
lopen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 3 - Drag question

sterke werkwoorden
zwakke werkwoorden
ontbijten
fietsen
zwemmen
schrikken

Slide 4 - Drag question

bidden
fietsen
worden
zijn
hebben
schrijven
lachen
dansen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 5 - Drag question

00:13
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 6 - Quiz

00:18
Hoe noteer je het
onderwerp van een tekst?

Slide 7 - Mind map

00:47
Luchtvervuiling
Watervervuiling
Bodemvervuiling
Vervuiling
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 8 - Drag question

00:56
Je kunt de inhoud van een tekst in één zin samenvatten. Hoe noemen we dat?
Onderwerp
Conclusie
Hoofdgedachte
Deelonderwerp

Slide 9 - Poll

00:59
Waar vind je meestal de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 10 - Open question

01:18
Kinderen van asielzoekers verdwijnen soms plotseling van school, omdat zij met hun ouders het land moeten verlaten. Onderwijsorganisaties zijn hiertegen een protestactie begonnen. De actie is ontstaan op een school waar kinderen midden in het schooljaar niet meer in de klas verschenen, vertelt organisator w.l , voorzitter van een groot schoolbestuur, 'dat is allereerst voor de betrokkenen heel erg, maar ook voor de leraren en voor de medeleerlingen is het buitengewoon emotioneel.'

Slide 11 - Slide

01:33
Wat is het onderwerp van deze tekst?
Kinderen van asielzoekers
Verdwenen asielzoekers
Onderwijs-organisaties zijn actie begonnen
Leerlingen verschijnen niet meer

Slide 12 - Poll

01:43
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 13 - Open question

Letterlijk
Figuurlijk
Hij heeft een hart van goud.
Ze zijn een gouden duo.
Ik vond een gouden ring.
Morgenstond heeft goud in de mond.
De waarde van goud is hoog.
Dit is echt goud waard.

Slide 14 - Drag question

Letterlijk
Figuurlijk
Een hart onder de riem steken.
Hij brak mijn hart.
Hij heeft een hartoperatie gehad.
Het gaat me aan het hart.
Mijn hond eet graag hart.
Hij sneed het hart uit het dier.
Het hart op de tong hebben.

Slide 15 - Drag question

Letterlijk
Figuurlijk
Daarmee is het afgelopen.
niet mee mogen doen
Daarmee is de kous af.
Ben je verliefd?
Heb je vlinders in je buik?
iemand buitensluiten

Slide 16 - Drag question

Werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 17 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 18 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde...
A
is alleen de pv
B
zijn alle werkwoorden in de zin
C
is een zelfstandig naamwoord
D
is nooit de pv

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Electra
had
haar toets
goed
gemaakt.

Slide 21 - Drag question

Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 22 - Drag question

Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 23 - Drag question

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 24 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
Rennen
Ruilen
Schrijven

Slide 25 - Drag question

zingen
doen
managen
lopen
sterk werkwoord
zwak werkwoord

Slide 26 - Drag question

Engelse werkwoorden
Wat is de juiste spelling?

Ik heb al die oude contacten ....


A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet

Slide 27 - Quiz

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Op Tinder heb ik al heel wat ...
A
geswipt
B
geswipet
C
geswiped

Slide 28 - Quiz

Engelse werkwoorden

Wat is de juiste spelling?
Gisteren ..... Guus met een leuke dame.
A
dated
B
datte
C
datete

Slide 29 - Quiz

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll