2022_week 44_2ha_les 2_Wiederholung Grammatik

1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 55 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00
  • Als de timer is gestopt zie ik iedereen bezig met het schrijven van woordjes L. 1, 2, 3 op blz. 50

Slide 3 - Slide

Wörter Lektion 1, 2, 3 schreiben
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?
  • Aufgabe Wörter schreiben
  • Hausaufgabenkontrolle 
  • An die Arbeit

  • Abschluss/ Lernziel/ Hausaufgaben


Slide 5 - Slide

Hausaufgaben
K. 4, L. 2:

Aufgaben 6 + 7
K. 4, L. 3:
Aufgabe 1




Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kannst du mindestens 10 Wörter von Lektion 1, 2,3 übersetzen - kannst du die Präpositionen und Personalpronomen im vierten Fall ergänzen 

Slide 10 - Slide

Schrijf de voorzetsels op die bij de 4e naamval horen
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Hoe zeg je (u) in het Duits als het een lijdend voorwerp (4e naamval) is?
A
sie
B
Sie
C
es
D
euch

Slide 12 - Quiz

Hoe zeg je (hij) in het Duits als het een lijdend voorwerp is?
A
er
B
es
C
wir
D
ihn

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je (jullie) in het Duits als het een onderwerp is?
A
euch
B
ihr
C
sie
D
uns

Slide 14 - Quiz

Hoe zeg je (ik) in het Duits als het een lijdend voorwerp is?
A
ich
B
dich
C
mich
D
du

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je (jij) in het Duits als het een onderwerp is?
A
dich
B
du
C
er
D
ihn

Slide 16 - Quiz

Een persoonlijk voornaamwoord kan?.....
A
een zelfstandig naamwoord vervangen
B
staan meestal voor een zelfstandig naamwoord

Slide 17 - Quiz

der-Gruppe
ein-Gruppe
bepaalde lidwoorden der, die, das
bezittelijke voornaamwoorden
dies-, jed-, manch-, solch-, all-, welch-
ein
kein

Slide 18 - Drag question

Een bezittelijk voornaamwoord?.....
A
staat alleen
B
geeft een bezit aan

Slide 19 - Quiz

Für mein..........Schwester.
mein
meinen
meine

Slide 20 - Poll

Für mein..........Bruder
mein
meinen

Slide 21 - Poll

Gegen ein............Freund.
ein
einen

Slide 22 - Poll

Ohne d..........Mann.
der
den

Slide 23 - Poll

Sie macht sich Sorgen um d.........Spiel Samstag.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 24 - Quiz

Ich habe........(haar) leider nicht gesehen.

Slide 25 - Open question

Alles dreht um...........(hen).

Slide 26 - Open question

Mario spielt heute Tennis gegen........(hem).

Slide 27 - Open question

Hast .......(jij) etwas gegen.......(mij).

Slide 28 - Open question

........(hij) hat keine Lust, ohne ..........(jou) zu trainieren.

Slide 29 - Open question

An die Arbeit
  • Machen Na klar online: kies een onderdeel wat je nog beter wilt oefenen
-Naamvallen: 
4.1, Aufgabe 10, 11, 12
-Bezittelijk voornaamwoord en voorzetsels: 
4.2, Aufgabe 1a, 9a, 9b, 9c, 11a
4.3, Aufgabe 1a, 1b
-Woordjes schrijven of woordtrainer 4.1, 4.2, 4.3
-Test jezelf 4.1, 4.2, 4.3
  • De eerste 10 minuten in stilte
  • Klaar: Na klar online, versterk jezelf------------->
timer
8:00

Slide 30 - Slide

Am Ende der Stunde........
- kannst du mindestens 5 Wörter von Lektion 1, 2,3 übersetzen dadurch, dass du die Wörter aufgeschrieben hast.
-kannst du den Präpositionen und Personalpronomen im vierten Fall ergänzen dadurch, dass du den Quiz spielt.

Slide 31 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 32 - Slide

Das war's!

Viel Erfolg beim Lernen und Üben!

Slide 33 - Slide