Vertaal de woorden tussen haakjes naar het Frans en vertaal daarna de hele zin terug naar het Nederlands:
1. (Ik ga) .......... commander des baskets.
2. Une femme (trekt aan) ......... une trop petite robe.
3. (Ik heb niet) ........ envie!
4. (We gaan) parler anglais pendant les vacances.
5. (Jullie gaan niet) .... manger pendant la récré?