This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Onregelmatige werkwoorden
Enkelvoud => 's (Peter's bike, James's car)
Meervoud niet eindigend op s => 's (children's toys)Meervoud wel eindigend op s => ' (parents' house)
Bij dingen, plaatsen of landen, kun je …of… gebruiken (the door of the house)
Have to (don't have to), must (mustn't)