What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1.7 1BK Grammatica les 2
Etui en werkboek op tafel
Pak je leesboek en ga rustig zitten
timer
10:00
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Etui en werkboek op tafel
Pak je leesboek en ga rustig zitten
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Vandaag
Huiswerk bespreken blz. 50-51
Oefenen met persoonsvorm (pv)
Slide 2 - Slide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
De
persoonsvorm (pv)
is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat altijd één
persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm (pv) is altijd een doewoord (werkwoord).
De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen).
Slide 3 - Slide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
Door de zin vragend te maken.
(zo heb je het geleerd op de basisschool)
De man loopt op straat. => Loopt de man op straat? = pv is loopt
Door de tijd van de zin te veranderen.
De man loopt op straat. => De man liep op straat. = pv is loopt/liep
Staat er maar één werkwoord in de zin, dan is dat de persoonsvorm(pv)
Slide 4 - Slide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
De oude mannen leveren oude kranten aan de school.
Zin vragen maken:
Leveren
de oude mannen oude kranten aan de school?
Zin in andere tijd zetten:
De oude mannen
leverden
oude kranten aan de school.
Maar één werkwoord in de zin?
Ja, 'leveren' is het enige werkwoord, dus is dat de persoonsvorm
Slide 5 - Slide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
De honden lopen los op de straat.
Zin vragen maken:
Lopen
de honden los op de straat?
Zin in andere tijd zetten:
De honden
liepen
los op de straat.
Maar één werkwoord in de zin?
Ja, 'lopen' is het enige werkwoord, dus is dat de persoonsvorm
Slide 6 - Slide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Waarom geef je hem een cadeautje?
Zin vragen maken:
Dat kan niet. De zin is al vragend.
Zin in andere tijd zetten:
Waarom
gaf
je hem een cadeautje?
Maar één werkwoord in de zin?
Ja, 'geef' is het enige werkwoord, dus is dat de persoonsvorm
Slide 7 - Slide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Joris zou hem een nieuwe fiets geven.
Zin vragen maken:
Zou
Joris hem een nieuwe fiets geven?
Zin in andere tijd zetten:
Joris
zal
hem een nieuwe fiets geven.
Maar één werkwoord in de zin?
Nee
Slide 8 - Slide
1.7 Grammatica - zelfstandig werken
Maak opdracht 6 t/m 10 op blz. 52-53
timer
15:00
Slide 9 - Slide
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
vorm van het werkwoord
.
De persoonsvorm (pv) is
één woord
Slide 10 - Slide
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
de jongen
B
loopt
C
naar
D
school
Slide 11 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
de fiets
B
valt
C
in
D
de sloot.
Slide 12 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Op mijn kamer
lees ik dit boek .
A
Op
B
mijn kamer
C
lees
D
ik
Slide 13 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Tijdens de gym kneusde ik gisteren mijn hand.
A
Tijdens
B
gym
C
kneusde
D
ik
Slide 14 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
heeft
B
mijn
C
broer
D
geholpen
Slide 15 - Quiz
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Waarom leer jij niet voor de toets?
A
waarom
B
leer
C
jij
D
toets
Slide 16 - Quiz
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
enkelvoud of meervoud
Slide 17 - Slide
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 18 - Quiz
Hoe
Wat is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 19 - Quiz
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 20 - Quiz
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Bij voetbal verdedigen wij de voorsprong.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 21 - Quiz
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) staat in de
tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).
Slide 22 - Slide
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
tt
B
vt
Slide 23 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De fiets viel in de sloot.
A
tt
B
vt
Slide 24 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Bij voetbal verdedigden wij de voorsprong.
A
tt
B
vt
Slide 25 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Hij had mijn vader gevraagd om te helpen.
A
tt
B
vt
Slide 26 - Quiz
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Ik wil stoppen met de oefeningen.
A
tt
B
vt
Slide 27 - Quiz
Zelfstandig werken
Maak oefening 2 en 4 op blz. 69-70
Slide 28 - Slide
More lessons like this
1.7 1BK Grammatica les 4
November 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 1BK Grammatica les 1
November 2024
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 1KGT Grammatica les 2
November 2024
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 1KGT Grammatica les 3
November 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 Grammatica les 1
September 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 1KGT Grammatica les 1
November 2024
- Lesson with
38 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 Grammatica les 1
October 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
1.7 1KGT Grammatica les 4
November 2024
- Lesson with
45 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1