thema 8 les 2

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

Wat is het lidwoord in de zin?
De dikke bakker bakt.

Wat is het werkwoord?
De dikke bakker bakt in de bakkerij.

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden.
De dikke bakker bakt in de bakkerij.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De dikke bakker bakt in de bakkerij.

De dikke bakker bakt in de bakkerij.
waar?

Wat is het voorzetsel in de zin.
De dikke bakker bakt in de bakkerij.

Het jarige meisje kijkt nu boos.
wat is het lidwoord?

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Het jarige meisje kijkt nu boos.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Het jarige meisje kijkt nu boos.

wat is het werkwoord?
Het jarige meisje kijkt nu boos.

Het jarige meisje kijkt nu boos.
Hoe kijkt het meisje?

Het jarige meisje kijkt nu boos.
wanneer?

waar zie je stuiteren?

1. 
2. 

Wat is gestreept?

1. 
2. 
3. 

Welk woord is met het lidwoord het?

1. trui
2. kasteel
3. auto
4. tijger