H1 Elektriciteit - Grootheden en eenheden

H1 Elektriciteit
Grootheden en eenheden
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1 Elektriciteit
Grootheden en eenheden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

E = P . t
P is vermogen in Joule per seconde
A
Waar
B
Onwaar

Slide 3 - Quiz

E = P . t
Elektriciteit = Vermogen x tijd
A
Waar
B
Onwaar

Slide 4 - Quiz

E = P . t
kWh is een eenheid van P
A
Waar
B
Onwaar

Slide 5 - Quiz

E = P . t
Vermogen bereken je met P = E / t
A
Waar
B
Onwaar

Slide 6 - Quiz

870 kW
is gelijk aan 0,870 MW
A
Waar
B
Onwaar

Slide 7 - Quiz

870 MW en 0,78 kW
hebben allebei 3 significante cijfers
A
Waar
B
Onwaar

Slide 8 - Quiz

P = U . I
P is het elektrisch vermogen
A
Waar
B
Onwaar

Slide 9 - Quiz

P = U . I
2 kW = 0,5 kV . 4 A
A
Waar
B
Onwaar

Slide 10 - Quiz

Up / Us = Np / Ns
Us is de spanning van het stopcontact
A
Waar
B
Onwaar

Slide 11 - Quiz

Up / Us = Np / Ns
p betekent primair
en is de ingang van de transformator
A
Waar
B
Onwaar

Slide 12 - Quiz

Een transformator kan gelijk- en wisselspanning transformeren

A
Waar
B
Onwaar

Slide 13 - Quiz

Een generator levert altijd wisselspanning

A
Waar
B
Onwaar

Slide 14 - Quiz

Een zonnecel levert altijd gelijkspanning

A
Waar
B
Onwaar

Slide 15 - Quiz

Up . Ip = Us . Is
staat voor vermogen primair = vermogen secundair
A
Waar
B
Onwaar

Slide 16 - Quiz

C = I . t
Capaciteit C geeft de energie in een volgeladen accu
A
Waar
B
Onwaar

Slide 17 - Quiz

C = I . t
Ah is een eenheid van C
A
Waar
B
Onwaar

Slide 18 - Quiz

Formule C = I . t
Sleep de grootheid naar de juiste eenheid
timer
1:00
mAh
h
mA
t
I
C

Slide 19 - Drag question

C = I . t
De tijd bereken je met t = I / C
A
Waar
B
Onwaar

Slide 20 - Quiz

Ptot = U . Itot
Door de zekering stroomt de totale stroom Itot van een groep
A
Waar
B
Onwaar

Slide 21 - Quiz

Ptot = P1 + P2 + ..
Van alle apparaten die aanstaan mag je de vermogens optellen
A
Waar
B
Onwaar

Slide 22 - Quiz

Itot = I1 + I2 + ..
Van alle apparaten die aanstaan mag je de stroom optellen
A
Waar
B
Onwaar

Slide 23 - Quiz

Bij een verschil groter dan 16 mA schakelt de aardlekschakelaar de stroom uit
A
Waar
B
Onwaar

Slide 24 - Quiz