Opdrachten grammatica les 2-9 (nom, acc en dat & praesens)

Opdrachten over de grammatica van les 2-9
1 / 37
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Opdrachten over de grammatica van les 2-9

Slide 1 - Slide

De naamvallen
Nominativus, accusativus en dativus

Slide 2 - Slide

Benoem van de volgende woorden de naamval (nom, acc of dat) en het getal (ev/mv). 

Geef telkens je antwoord in de volgende vorm: 'afkorting naamval afkorting getal' (dus bijvoorbeeld: nom ev)

Slide 3 - Slide

feminam

Slide 4 - Open question

filio

Slide 5 - Open question

vitae (2x)

Slide 6 - Open question

senes (2x)

Slide 7 - Open question

deos

Slide 8 - Open question

telis

Slide 9 - Open question

liberi

Slide 10 - Open question

equo

Slide 11 - Open question

Zet de volgende vormen om in het andere getal (dus ev naar mv en andersom). Laat hierbij de naamval onveranderd.

Tip: Bedenk eerst wat de nom ev van het woord is om te bepalen volgens welk rijtje het gaat!

Slide 12 - Slide

anno

Slide 13 - Open question

gentes (2x)

Slide 14 - Open question

consiliis

Slide 15 - Open question

ventum

Slide 16 - Open question

reginae (2x)

Slide 17 - Open question

Vul in de volgende zinnen de ontbrekende uitgang/het ontbrekende woord in.

Geef als antwoord het hele woord met uitgang

Let op: je moet de zinnen eerst vertalen in je hoofd. Alleen dan kan je namelijk bepalen functie (en dus naamval) en getal het woord moet hebben!

Slide 18 - Slide

1. Feminae praemia sex fili…… dant.

Slide 19 - Open question

2. Puella in silva ludit. Marcus flores puell…… dat.

Slide 20 - Open question

3. Gaudeo, nam Marcus flores …… dat.

Slide 21 - Open question

Werkwoorden
Praesens van regelmatige werkwoorden en esse en posse

Slide 22 - Slide

Geef van de volgende werkwoordsvormen de betekenis. 

Vul het onderwerp hierbij aan.

Voorbeelden: 
1. noceo = ik schaad
2. optant = zij wensen

Slide 23 - Slide

clauditis

Slide 24 - Open question

respondemus

Slide 25 - Open question

aperis

Slide 26 - Open question

capit

Slide 27 - Open question

sum

Slide 28 - Open question

appropinquant

Slide 29 - Open question

tango

Slide 30 - Open question

possunt

Slide 31 - Open question

Zet de volgende werkwoorden om in het andere getal (dus ev naar mv en andersom). Laat hierbij de persoon onveranderd (dus ik -> wij, jij -> jullie etc).

Tip: bedenk eerst wat de stam is van het werkwoord en volgens welk rijtje het dus gaat!

Slide 32 - Slide

movet

Slide 33 - Open question

dicis

Slide 34 - Open question

aperiunt

Slide 35 - Open question

potest

Slide 36 - Open question

iuvamus

Slide 37 - Open question