G2a Latijn: de anti-wegzak-zomervakantie-les

G2a Latijn
De eerste les na de vakantie:
de "anti-zomervakantiewegzak-herhaling"
1 / 33
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

G2a Latijn
De eerste les na de vakantie:
de "anti-zomervakantiewegzak-herhaling"

Slide 1 - Slide

Doel(en):
- Leerlingen kunnen naamvallen herkennen/maken/vertalen.
- Leerlingen hebben de rijtjes van het werkwoord weer opgefrist.


Slide 2 - Slide

Latijn 2022-2023:
wat weet je nog?

Slide 3 - Mind map

Welke woordjes
ken je nog?

Slide 4 - Mind map


De Latijnse naamvallen
De functie van een zelfstandig naamwoord wordt bepaald door de naamval.
Hoeveel weten jullie nog van de Latijnse zelfstandig naamwoorden?

Slide 5 - Slide

Hoeveel naamvallen heeft het Latijn?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 6 - Quiz

Geef het foute antwoord:
Welke naamval bestaat niet?
A
Daccusativus
B
Moninativus
C
Gablativus
D
Dativus

Slide 7 - Quiz

Hoeveel verbuigingsgroepen heeft het Latijnse zelfstandig naamwoord?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 8 - Quiz

VB 1
VB 3
VB 2
femina
solus
rex
dono
nomina
puellam
filiorum
rosae
cives
mercatorem
aquarum
servi

Slide 9 - Drag question

Welke functie heeft de nominativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Welke functie heeft de dativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Welke functie heeft de accusativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Maak een (Nederlandse) zin
met een lv en mv.

Slide 13 - Mind map

Welke functie heeft de ablativus?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Maak een (Nederlandse) zin
met minimaal 1 bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Mind map

Hoe vertaal je een genitivus?

Slide 16 - Open question

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
dat. mv.
abl. ev.
abl. mv.
feminam
feminis
femina
feminas
feminae
feminis
feminae
femina

Slide 17 - Drag question

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
dat. mv.
abl. ev.
abl. mv.
servum
servo
servos
servi
servus
servis
servo
servis

Slide 18 - Drag question

Welke uitgang hoort bij welke naamval?
nom. ev.
acc. ev.
nom. mv.
acc. mv.
dat. ev.
dat. mv.
abl. ev.
abl. mv.
regibus
reges
regi
rex
regem
rege
reges
regibus

Slide 19 - Drag question

Nom
Gen
Dat
Acc
Abl
civi
aquam
pueri
templo
filios
milite
feminae
nominis

Slide 20 - Drag question


Het Latijnse werkwoord
Met alleen naamvallen hebben we nog geen volledige zin, dus het Latijn geeft jullie als cadeau nog meer rijtjes!! :-)
Wat weten jullie nog van het Latijnse werkwoord?

Slide 21 - Slide

Hoeveel werkwoordgroepen/werkwoord-stammen heeft het Latijn?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 22 - Quiz

Welke groep behoort NIET tot de Latijnse werkwoordrijtjes?
A
a-stammen
B
e-stammen
C
i-stammen
D
o-stammen

Slide 23 - Quiz

a-stam
e-stam
med-stam
i-stam
audire
gaudēre
currere
vocare
numerare
venire
emere

Slide 24 - Drag question

1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
ludo
audiunt
numeras
emerat
apperatis
sumus

Slide 25 - Drag question

1e ev
2e ev
3e ev
1e mv
2e mv
3e mv
claudimus
specto
celebrant
cadis
vivitis
temptat
pugnatis
stant
dormio
iacemus
praebet

Slide 26 - Drag question

Zet habēre in de 2e pers ev.

Slide 27 - Open question

Zet nuntiare in de 3e pers mv

Slide 28 - Open question

Zet dicere in de 1e pers mv

Slide 29 - Open question

Geef de 1e pers ev van esse

Slide 30 - Open question

Geef de imperativus ev van venire

Slide 31 - Open question

Geef de vocativus van Augustus

Slide 32 - Open question

Oefenen
1. Geef van elk woord aan hoe ze in de woordenlijst staan.
2. Geef van elk woord aan tot welke verbuigingsgroep het hoort.
3. Geef van de onderstaande zelfstandige naamwoorden naamval, getal en vertaal (in naamval en getal!)  

I. civibus;   II. saxa;    III. fratri;   IV. sororis;   V. dei
VI. equo;   VII. spectaculi;    VIII. noctes;   IX. pueri;    X. aquam

Slide 33 - Slide