H5.2 Gedicht

H5.2 Gedicht
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5.2 Gedicht

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je leert de stijlfiguren hyperbool, eufemisme en retorische vraag.
- Je herhaalt de stijlfiguren antithese, paradox, herhaling en paralellisme. 

Slide 2 - Slide

Woord van de week

Te boek stellen

Slide 3 - Slide

Start les. 
Stillezen 




timer
10:00

Slide 4 - Slide

Huiswerk
Boek 3: mindmap inleveren

online of op papier

Slide 5 - Slide

Wat is beeldspraak?

Slide 6 - Open question

Uitleg stijlmiddelen
Wat zijn stijlmiddelen en wanneer gebruik je die?
- manieren om je tekst kleurrijker te maken. 

Je gebruikt ze om je boodschap beter over te brengen; het wordt beter onthouden en maakt het krachtiger. Soms ontstaat daar ook humor door.

Slide 7 - Slide

Stijlfiguren
Een stijlfiguur is een doelbewuste afwijking van de gebruikelijke zinsbouw of woordkeus. Met een stijlfiguur kun je je tekst/gedicht aantrekkelijker maken. Maar je moet zo'n stijlfiguur dan wel goed gebruiken.

Een stijlfiguur hoeft geen beeldspraak te bevatten. 

Slide 8 - Slide



Verschillende soorten stijlfiguren:
  • Herhaling
  • Antithese
  • Paradox
  • Paralellisme
  • Opsomming
  • Tegenstelling
  • Hyperbool (overdrijving)
  • Understatement
  • Eufemisme
  • Tautologie
  • Pleonasme  
  • Vooropplaatsing (prolepsis)
  • Gelijk zinsverloop (paralellisme)
  • Ironie
  • Sarcasme
  • Retorische vraag

Slide 9 - Slide

Stijlfiguren 
1. Antithese: tegenstelling tussen woorden 
of zinnen. 

Zij steunen elkaar door dik en dun.

De brede en de smalle weg.  




Slide 10 - Slide

Stijlfiguren 
2. Paradox: tegenstelling die je niet direct snapt (schijnbare tegenstelling) 

Hoe meer ik leer, hoe minder ik weet. 

Schrijven is schrappen. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Stijlfiguren 
3. Herhaling: woorden of woordgroepen worden letterlijk herhaald. 

Geld, geld is het enige wat hem bezighoudt. 

Slide 13 - Slide

Stijlfiguren 
4. parallellisme: herhaling van eenzelfde zinconstructie. 

Als hij slaapt, laat ik hem slapen
als hij eet, laat ik hem eten
als hij leest, praat ik hem niet
de oren van het hoofd 


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hyperbool
  •  schrijver gebruikt bepaalde woorden, zodat ze versterkt of   verzwakt worden.
  •  bij een hyperbool-> de werkelijkheid wordt overdreven
  •  hyperbool heeft humoristisch effect
  •  hyperbolen zijn vaak uitdrukkingen

Slide 16 - Slide

Stijlfiguren: hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Je zegt: 'Hij barst van het geld';

je bedoelt: 'Hij is rijk'.

Slide 17 - Slide

Wat zijn de hyperbolen?
  1. Ik schaamde me dood toe hij dat zei.
  2. Ik heb me kapot gelachen om die grap.
  3. Ik sterf onderhand van de dorst.
  4. Peter stikte van de lach.
  5. Frits wordt gek van de jeuk.

Slide 18 - Slide

Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking-> niet spottend bedoeld is
  • voorkomen dat een mededeling hard of onaangenaam overkomt
  • bepaalde zaken fraaier over laten komen
  • DUS: op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is





Slide 19 - Slide

voorbeelden eufemisme
  • Na een lange lijdensweg ging hij heen. 
  • Volgens mij is er aan jou een steekje los! 
  • De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. 
  • Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht.
  • Zij werkt daar als interieurverzorgster.
  • 'Hoe is het met uw stoelgang?', informeerde de dokter.
  • De dierenarts heeft de hond laten inslapen. 
  • De directie wil het personeelsbestand afslanken. 

Slide 20 - Slide


een verschrikkelijke bende
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 21 - Quiz


lachten zich een breuk
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 22 - Quiz


met de tong uit de mond
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 23 - Quiz

Vannacht hebben onze buren ongewenst bezoek gehad.
__________________________
A
hyperbool
B
eufemisme

Slide 24 - Quiz

Stijlfiguren
5. Hyperbool: sterke overdrijving 
                                          --> Ik sta al eeuwen op je te wachten! 
6. Eufemisme: verzachtende uitdrukking
                                          --> Ik heb mijn huisdier laten inslapen. 
7. Retorische vraag: vraag waarop je geen antwoord verwacht omdat iedereen dat al weet
                                          --> Denk je dat dit grappig is? 

Slide 25 - Slide

Retorische vraag: De bedoeling van de retorische vraag is niet een antwoord te krijgen, m.a.w. het is
in feite geen vraag, maar een nadrukkelijke mededeling in de vorm van een vraag.
  • Leraar: "Je wilt toch later goed verdienen?"
  • Ongeduldige reiziger: "Hebben ze hier weleens van op tijd rijden gehoord?"
  • Hoe dom kun je zijn? 
  • Dat begrijpt toch iedereen?

Slide 26 - Slide

Huiswerk
5.2 opdracht
1-4, 10 en 12

Slide 27 - Slide

Presentaties
Vrijdag:

Kimberly en Leontien
Tom, Nathan en Rutger

Slide 28 - Slide