Stijlfiguren - H3d

Poëzie - stijlfiguren
h3d - 17 juni 2021
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Poëzie - stijlfiguren
h3d - 17 juni 2021

Slide 1 - Slide

Vandaag
Aan het eind van de les ken je de volgende stijlfiguren:
- antithese
- paradox
- herhaling
- parallellisme
- hyperbool
- eufemisme
- retorische vraag

Slide 2 - Slide

Antithese
Een antithese is een tegenstelling.
Woorden of zinnen met een tegengestelde mededeling, staan bij elkaar.

Wij voeren geen bittere oorlog
Onze wraak is zoet
- Diana Ozon

Slide 3 - Slide

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Het lijkt alsof twee woorden of zinnen tegengesteld zijn, maar als je goed leest, blijken ze een logische combinatie te vormen.

We moeten vechten voor de vrede.

Slide 4 - Slide

Herhaling 
Met herhaling trekt een dichter aandacht naar bepaalde woorden, zinnen of zinsdelen, door ze letterlijk te herhalen.

ik wilde,
ik wilde dat je voor me stond
op een zondagochtend,
op een zondagochtend tussen negen en elf              - Karlijn Groet

Slide 5 - Slide

Parallellisme 
Bij parallellisme komt een bepaalde zinsopbouw steeds op dezelfde manier terug. Het beïnvloedt de vloeiendheid en tempo van een gedicht.

Als hij slaapt, laat ik hem slapen
als hij eet, laat ik hem eten
als hij leest, praat ik hem niet
de oren van het hoofd 

- Sylvia Hubers


Slide 6 - Slide

Hyperbool
Met een hyperbool drukt een dichter iets overdreven sterk uit. Het gezegde krijgt extra zeggingskracht.

Niets is mooier dan de maan
achter kale takken

- Kees Spiering

Slide 7 - Slide

Eufemisme
Een eufemisme drukt op een verzachtende manier iets uit wat minder aangenaam is. 

Mijn lijf deelt een geheim
met de dokter

- Kees Spiering

Slide 8 - Slide

Retorische vraag
Een retorische vraag is een vraag waarop de steller eigenlijk geen antwoord verwacht, omdat het antwoord eigenlijk al in de vraag besloten ligt.

Ken je het gevoel dat je gaat zitten
op een stoel die er niet staat
- Ingmar Heytze

Slide 9 - Slide

Ze weende een zee van tranen.
A
Eufemisme
B
Paradox
C
Hyperbool
D
Antithese

Slide 10 - Quiz

Naar mate de kennis toeneemt, weet men steeds minder.
A
Eufemisme
B
Paradox
C
Hyperbool
D
Antithese

Slide 11 - Quiz

Eigenlijk geloof ik niets, en twijfel ik aan alles.
A
Eufemisme
B
Herhaling
C
Parallellisme
D
Antithese

Slide 12 - Quiz

Altijd november, altijd regen.
altijd dit lege hart, altijd.
- J.C. Bloem
A
Eufemisme
B
Herhaling
C
Parallellisme
D
Antithese

Slide 13 - Quiz

Mam gaat voortaan wonen
achter haar eigen naam.
- Ted van Lieshout
A
Eufemisme
B
Herhaling
C
Parallellisme
D
Antithese

Slide 14 - Quiz

Daar gaat ze, en zoveel schoonheid heb ik nooit verdiend. Daar staat ze, en zoveel gratie heb ik nooit gezien.
A
Eufemisme
B
Herhaling
C
Parallellisme
D
Antithese

Slide 15 - Quiz

Opdracht
Iedereen heeft, als het goed is, een gedicht meegenomen.

Bekijk de meegenomen gedichten in groepjes van 3 of 4.

Zoek vormen van beeldspraak op (noteer welke vorm)
Zoek stijlfiguren (noteer welk stijlfiguur)
Markeer enjambementen met een *

Kom de gedichten aan het eind van de les inleveren in 120.

Slide 16 - Slide