Gebiedende wijs

woordjes D-N van Lektion 2.1 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

woordjes D-N van Lektion 2.1 

Slide 1 - Slide

Vertaal naar het Nederlands:
wegwerfen

Slide 2 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
sauber

Slide 3 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
das Gemüse

Slide 4 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
sich gewöhnen an

Slide 5 - Open question

Vertaal naar het Nederlands:
verwenden

Slide 6 - Open question

Der Imperativ (gebiedende wijs)

Slide 7 - Slide

Welke 3 vormen van de gebiedende wijs ken je?

Slide 8 - Open question

Hoe maak je de du-vorm (enkelvoud) van de gebiedende wijs?
A
Ich-vorm gebruiken en -e weghalen
B
Du-vorm gebruiken en -st weghalen
C
Er-vorm gebruiken en -t weghalen
D
Hele werkwoord

Slide 9 - Quiz

Hoe maak je de ihr-vorm (meervoud) van de gebiedende wijs?
A
Stam + e
B
Stam + st
C
Stam + t
D
Stam + en

Slide 10 - Quiz

Hoe maak je de Sie-vorm (beleefdheidsvorm) van de gebiedende wijs?
A
Hele werkwoord
B
Werkwoord -en + Sie
C
Hele werkwoord + Sie
D
Gewoon normaal

Slide 11 - Quiz

Wat doe je bij de du & ihr-vorm bij werkwoorden met stam op -d/-t?

Slide 12 - Open question

Gebied. wijs enkelvoud van "denken"
A
Denkt!
B
Denken Sie!
C
Denk!
D
Denkst!

Slide 13 - Quiz

Gebied. wijs beleefdheidsvorm
"gehen"
A
Geht!
B
Gehen Sie!
C
Geht Sie!
D
Gehe Sie!

Slide 14 - Quiz

Gebied. wijs enkelvoud van "arbeiten"
A
Arbeit!
B
Arbeitet!
C
Arbeite!
D
Arbeiten!

Slide 15 - Quiz

Gebied. wijs meervoud van "machen"
A
Machst!
B
Mach!
C
Machen Sie!
D
Macht!

Slide 16 - Quiz

Gebied. wijs beleefdheidsvorm van "gewinnen"
A
Gewinnen Sie!
B
Gewinnen!
C
Gewinnt!
D
Gewinne!

Slide 17 - Quiz

Gebied. wijs meervoud van "spielen"
A
Spiele!
B
Spiel!
C
Spielen Sie!
D
Spielt!

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Link