3F D3 LES 03 Omtrek en Oppervlakte

1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Omtrek en Oppervlakte - Doelen deze week
Doel 1  Je kent namen & kenmerken van verschillende tweedimensionale figuren​

Doel 2  Je kunt de omtrek van een figuur uitrekenen: tel alle lengtes van de buitenrand bij elkaar​

Doel 3  Je kunt de oppervlakte berekenen van een​       * rechthoek = L x B
                                                                                                                * driehoek = L x B : 2
                                                                                                                * samengestelde vormen​

Belangrijkste doel  Je kunt alles rondom omtrek en oppervlakte toepassen in praktijksituaties









Slide 2 - Slide

2-DIMENSIONALE FIGUREN - kenmerken

Slide 3 - Slide

kenmerken
2D-figuren
evenwijdige zijden zijn even lang
Alle 4 hoeken zijn 90o
Alle 4 zijden even lang
geen hoeken
afstand tot middelpunt overal gelijk
Niet alle hoeken zijn 90o
Vierkant
Vierkant
Rechthoek
Vierkant
Rechthoek
Cirkel
Parallellogram
Parallellogram
Ruit
Cirkel
Ruit
Ruit

Slide 4 - Drag question

2D-FIGUREN

Wat is de overeenkomst tussen:

een vierkant en
een ruit?
A
De lengtes van de vier zijden zijn gelijk
B
De graden van de vier hoeken zijn gelijk

Slide 5 - Quiz

2D-FIGUREN

Wat is de overeenkomst tussen:

een rechthoek en
een parallellogram?
A
Tegenoverliggende zijden zijn even lang
B
De graden van vier hoeken zijn gelijk

Slide 6 - Quiz

2D-FIGUREN

Wat is de juiste legenda bij deze cirkel?

(NB: ken je het ezelsbruggetje?)
A
rood = straal groen = diameter
B
rood = diameter groen = straal

Slide 7 - Quiz

OMTREK gevraagd?    Tel alle lengtes bij elkaar 
  1. Bij omtrek gaat het om de buitenrand van een figuur.
  2. Bij omtrek gebruik je de eenheden van lengte (cm, dm, m, ...).​
  3. ​​Voor alle lengtes gebruik je dezelfde eenheid voordat je totaliseert.









Slide 8 - Slide

TIP: Bij omtrek kun je slim rekenen bij een 'missende hap'

Slide 9 - Slide

OMTREK

Elk vierkantje is 1 cm lang.
Met welke som bereken jij deze omtrek?
(géén uitkomst/er zijn meer mogelijkheden)

Slide 10 - Open question

OPPERVLAKTE gevraagd?    L X B = antwoord2
  • Voor Lengte en Breedte gebruik je​ eenheden van lengte (cm, dm, m, ...).​
  • In de formule gebruik je voor Lengte en Breedte dezelfde eenheden.

  • Pas ná vermenigvuldigen gebruik je eenheid van oppervlakte (cm2, dm2, m2, …).​
  • Omrekenen van de uitkomst naar een andere eenheid van oppervlakte gaat in stappen van 2.





Slide 11 - Slide

Als het gevraagde oppervlak geen rechthoek is
  1. Zoek manieren om je figuur in rechthoeken op te delen
  2. Voor de oppervlakte van een driehoek deel je de oppervlakte van de rechthoek door twee.​ Je neemt de lengtes die aan de haakse hoek grenzen.



Slide 12 - Slide

OPPERVLAKTE

Wat is de oppervlakte van dit appartement
in vierkante meters?​
1 bereken L aan de haakse hoek
2 bereken B aan de haakse hoek
3 opp driehoek = (L x B) : 2
A
39,4 m2
B
65 m2
C
130 m2
D
213,4 m2

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

OPPERVLAKTE

Kristel dekt het zwembad en de tegels om het
zwembad af met een dekzeil.​

Hoeveel vierkante meter dekzeil heeft zij nodig?​
1 bereken de volledige L in meters
2 bereken de volledige B in meters
3 opp = L x B
A
48 m2
B
72 m2
C
131,75 m2
D
144 m2

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

OPPERVLAKTE

De afmeting van 1 raam is 500 mm bij 600 mm.​
Glas van 5 mm dik kost €12/m2.​

Wat kost het glas voor deze schuur?​
1 zet mm om naar m
2 bereken opp 1 raam
3 bereken opp 6 ramen
4 bereken prijs 6 ramen
A
€ 216
B
€ 21,60
C
€ 18
D
€ 180

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide