4.4 zenuwstelsel

4.4 Zenuwstelsel (les 1) 
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.4 Zenuwstelsel (les 1) 

Slide 1 - Slide

Planning 

Welkom
Terugblik
Uitleg zenuwstelsel en zenuwcellen

Opdrachten
Na de les beheerst de leerling de volgende leerdoelen:

 

-Je kunt de delen van het centraal zenuwstelsel benoemen en van elk deel de functie beschrijven.
- Je kunt de bouw, de ligging en de werking van de zenuwcellen uitleggen.

Slide 2 - Slide

Wat is de weg van het geluid naar je hersenen?
-->
-->
-->
-->
-->
-->
Je bent je nu bewust van de prikkel
Je hersenen beslissen hoe je op de prikkel gaat reageren
Je hersenen sturen berichten via de zenuwen
De berichten van je hersenen "vertellen" hoe je lichaam moet reageren. 
Elk zintuig zet prikkels om in berichten. Deze berichten heten impulsen
Zenuwen brengen deze berichten naar je hersenen

Slide 3 - Drag question

Gehoorgang
Trommelvlies
Slakkenhuis
Evenwichtsorgaan
Buis van Eustachius

Slide 4 - Drag question

Je kan de blaadjes in de hoge boom niet scherp zien, wat ben je dan?
A
Bijziend, holle (min) lens nodig
B
Bijziend, bolle (plus) lens nodig
C
Verziend, holle (min) lens nodig
D
Verziend, bolle (plus) lens nodig

Slide 5 - Quiz

Zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg

Zenuwen

Slide 6 - Slide

Hoe reageert je lichaam op een prikkel?
  • Zenuwstelsel: Hersenen, Ruggenmerg en zenuwen

  1. Zintuigen vangen prikkels op
  2. zintuig zet prikkels om in berichten(impuls)
  3. impuls gaan via zenuwen naar je hersenen
  4. Impulsen worden in je hersenen verwekt tot gedachten 

  • hersenen versturen weer via de zenuwen impulsen 




Slide 7 - Slide

Zenuwcel
De zenuwcel bestaat uit een cellichaam met een celkern.

Aan het cellichaam zit een lange uitloper waarover/ waardoor de impuls word verstuurd

Slide 8 - Slide

Soorten zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen : Zijn verbonden aan zintuigen.
Hebben de celkern en cellichaam als een ballonnetje halverwege de uitloper, buiten het ruggenmerg
Schakelcellen: Zitten in je ruggenmerg en verbinden de gevoel- en bewegingscellen. Hebben geen lange uitlopers.
Bewegingszenuwcellen: Verbinden het ruggenmerg met spieren of klieren. Hebben een lange uitloper, cellichaam in het ruggenmerg

Slide 9 - Slide

Reageren en zenuwcellen
Gevoelszenuwcellen : Zijn verbonden aan zintuigen.

Schakelcellen: Zitten in je ruggenmerg en verbinden de gevoel en bewegingscellen 

Bewegingszenuwcellen: Verbinden het ruggenmerg met spieren of klieren.

Slide 10 - Slide

Zenuwen
Drie soorten zenuwen:
  1. Gevoelszenuw:
    alleen uitlopers van
    gevoelszenuwcellen

  2. Bewegingszenuw:
    alleen uitlopers van
    bewegingszenuwcellen

  3. Gemengde zenuw:
    uitlopers van gevoelszenuwcellen
    en bewegingszenuwcellen


Zenuwen
Zenuw = bundel met lange uitlopers van zenuwcellen.

Slide 11 - Slide

Aan het werk
4.4 Maak opdracht 1 t/m 14 + Nakijken 

Slide 12 - Slide

4.4 Zenuwstelsel (les 2) 

Slide 13 - Slide

Planning 

Welkom
Terugblik
Uitleg hersenen 

Opdrachten
Na de les beheerst de leerling de volgende leerdoelen:

 

-Je kunt de bouw, de ligging en de werking van de zenuwcellen uitleggen.
- Je kunt beschrijven uit welke delen de hersenen bestaan en wat de functie is van elk deel.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Vanuit je gehoororgaan loopt de gehoorzenuw naar het centrale zenuwstelsel.
Wat voor zenuw is de gehoorzenuw?

A
een bewegingszenuw
B
een gevoelszenuw
C
een gemengde zenuw

Slide 16 - Quiz

Waar liggen de schakelzenuwcellen?
A
Volledig binnen het ruggenmerg.
B
Binnen het ruggenmerg of in de hersenen.
C
Zowel binnen als buiten het ruggenmerg.
D
Alleen in de hersenen.

Slide 17 - Quiz

Piet wast zijn handen. In de tekening zie je delen van zijn zenuwstelsel.
Wat is de naam van onderdeel 2?

A
bewegingszenuwcel
B
schakelzenuwcel
C
gevoelszenuwencel

Slide 18 - Quiz

Bewegingszenuwcel
Gevoelszenuwcel
Schakelzenuwcel

Slide 19 - Drag question

Hersenen: bestaat uit 3 delen

1. Grote hersenen:
  • Buitenkant geplooid (hersenschors), bestaat uit miljarden schakelcellen. Zorgen voor bewustwording. Delen hebben eigen taak (hersencentrum)
  • Elk zintuigen verbonden met een hersencentrum. Leggen verwerkte informatie vast = geheugen

Slide 20 - Slide

Hersenen: bestaat uit 3 delen

2. Kleine hersenen: 
  • Zorgen voor coordinatie van bewegingen en evenwicht. Coordinatie is in juiste volgorde samentrekken van spieren bij een beweging.
  • Verwerking informatie uit ogen en evenwichtszintuigen, sturen spieren aan

Slide 21 - Slide

Hersenen: bestaat uit 3 delen

3. Hersenstam: 
  • Verbinding grote/kleine hersenen met het ruggemerg.
  • Centra voor onbewuste processen (hartslag, ademhaling). 
  • Regelt reflexen (= onbewuste beweging)

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Verandering hersenen
  • Door leren ontstaan verbindingen.
  • Door veel herhaling worden de verbindingen sterker, daardoor gaan bijv. bewegingen bijna automatisch. 
  • Verbindingen die je niet vaak gebruikt verdwijnen weer.

Slide 24 - Slide

Geheugen: 2 soorten
1. Korte termijngeheugen:

Houdt informatie maximaal een half uur vast. Betreft informatie die je even nodig hebt en daarna weer kunt vergeten

Slide 25 - Slide

Geheugen: 2 soorten
2. Lange termijngeheugen:

Herhaling van informatie vastgelegd, zenuwcellen krijgen vaste route (=geheugenspoor).
Geheugenspoor kan versterkt worden door informatie vaak te herhalen.

Slide 26 - Slide

Aan het werk
4.4 Maak opdracht 15 t/m 23 + Nakijken



Slide 27 - Slide

Schuif de woorden naar de juiste plek
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg

Slide 28 - Drag question

In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen

Slide 29 - Quiz

4.4 Zenuwstelsel (les 3) 

Slide 30 - Slide

Planning 

Welkom
Terugblik
Uitleg invloed drugs, alcohol en medicijnen op je hersenen.  

Opdrachten
Na de les beheerst de leerling de volgende leerdoelen:

 

- Je kunt uitleggen wat de invloed is van alcohol, drugs en medicijnen op de hersenen. 

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Schuif de woorden naar de juiste plek
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Ruggenmerg

Slide 33 - Drag question

In de grote hersenen
A
Worden prikkels vanaf je zintuigen verwerkt
B
Worden impulsen vanaf je zintuigen verwerkt
C
Worden bewegingen op elkaar afgestemd
D
Zetten prikkels om in impulsen

Slide 34 - Quiz

Wat gebeurt er tijdens het leren in de hersenen?
A
Het aantal zenuwcellen in de hersenen neemt af
B
Het aantal zenuwcellen in de hersenen neemt toe
C
Het aantal verbindingen tussen zenuwcellen neemt af
D
Het aantal verbindingen tussen zenuwcellen neemt toe

Slide 35 - Quiz

Wat doen de kleine hersenen?
A
Zorgen ervoor dat je spieren werken en je in evenwicht blijft
B
Zorgen ervoor dat je dingen in je omgeving waarneemt, zoals licht
C
Sturen bliksemsnelle reacties naar je lijf (reflex)
D
Verdelen de impulsen die binnenkomen vanuit je romp en ledematen naar de rest van je hersenen

Slide 36 - Quiz

Stoffen die invloed hebben op je hersenen
Drank:
je wordt vrijer/gemakkelijker. Minder controle over bewegingen. Geheugen en concentratie worden slechter.
Drugs:
verminderde concentratie, geheugen wordt slechter
Medicijnen:
soms traag en suf

Slide 37 - Slide

Alcohol. 
  • Alcohol gaat via je bloed naar je hersenen en heeft een verdovende werking op je hersenen.
  • Door alcohol merk je dingen minder goed op, je reageert langzamer en invloed op je humeur.
  • Op jonge leeftijd veel alcohol  blijvende hersenschade.
  • Leerstoornissen, depressies en geheugenstoornissen.




Slide 38 - Slide

Effecten op korte termijn
  • Alcoholvergiftiging
  • Bingedrinking (comazuipen)
  • Kater 

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Video

Drugs hebben invloed op je hersenen. 
Drugs hebben invloed op de manier hoe je de wereld waarneemt.  Ze kunnen:
  • Een verdovend effect hebben: alcohol, heroïne, GHB en hasj 
  • Opwekkend zijn:  tabak, XTC, speed, cocaïne 
  • Bewustzijnsveranderend zijn:  LSD, paddo’s, hasj en wiet

Slide 41 - Slide

Dronken mensen kunnen niet meer recht lopen. Welk deel van de hersenen werkt dan slechter?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
ruggenmerg

Slide 42 - Quiz

Bij 'comazuipen' drinken mensen zo veel dat hun ademhaling ermee stopt. Welk deel van hun zenuwstelsel valt dan uit?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
ruggenmerg

Slide 43 - Quiz

Aan het werk
4.4 Maak opdracht 24 t/m 30 + Nakijken



Slide 44 - Slide