This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Quiz tijdvak 1-2-3
Slide 1 - Slide
1. Welk kenmerk van de levenswijze van Jagers en Verzamelaars in onjuist?
A
Het waren nomaden.
B
Ze hadden veel bezit.
C
Ze leefden in groepen van enkele tientallen mensen.
D
Jagers en verzamelaars hadden alleen grove werktuigen, zoals een stenen bijl zonder steel.
Slide 2 - Quiz
Het gebied van de vruchtbare halve maan ligt in..
A
• Zuid-Europa
B
• Klein-Azië
C
• Het Midden-Oosten
D
• Afrika
Slide 3 - Quiz
Waardoor konden mensen ook andere beroepen gaan uitoefenen dan boer?
A
Doordat er landbouwoverschotten ontstonden.
B
Doordat er voedsel vanuit het buitenland werd geïmporteerd.
C
Doordat het schrift was ontwikkeld.
D
Doordat er voedsel vanuit het buitenland werd geïmporteerd.
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je een maatschappij met grote verschillen in macht, aanzien en rijkdom tussen groepen mensen?
A
Een hiërarchische maatschappij
B
Een nomadische maatschappij.
C
Een agrarische maatschappij
D
Slide 5 - Quiz
welke Romeinse heerser benoemde zichzelf dictator voor het leven?
A
Augustus
B
Octavianus
C
Caesar
D
Constantijn
Slide 6 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: een regering van een groep aanzienlijke mensen.
A
Aristocratie
B
Oligarchie
C
Democratie
D
Monarchie
Slide 7 - Quiz
Wat betekent pax Romana?
A
het hele Romeinse rijk
B
De vrede in het Romeinse rijk
C
de val van de romeinse cultuur
D
De burgeroorlogen in het Romeinse rijk
Slide 8 - Quiz
Welk van de onderstaande reden is geen reden van het uiteenvallen van het romeinse rijk?
A
Dodelijke epidemieën
B
Germanen plunderden het Romeinse rijk
C
Romeinse bestuur kon niet meer voor veiligheid zorgen
D
Het geven van godsdienstvrijheid aan de christenen
Slide 9 - Quiz
5. Van welke tot welke jaartallen was het tijdvak: De tijd van de Grieken en Romeinen? a. 2500 v.C. tot 500 n.C. b. 3000 v.C. tot 500 n.C. c. 2500 v.C. tot 400 n.C. d. 3000 v.C. tot 400 n.C.
A
2500 v.C. tot 500 n.C.
B
2500 v.C. tot 400 n.C.
C
3000 v.C. tot 500 n.C
D
3000 v.C. tot 400 n.C.
Slide 10 - Quiz
Is de Islam een monotheïstische of polytheïstische godsdienst?
monotheisme
polytheisme
Slide 11 - Poll
In welk tijdvak is de Islam ontstaan?
A
Tijd van de monniken en de ridders
B
Tijd van de Grieken en Romeinen
C
Tijd van steden en
staten
Slide 12 - Quiz
hoe heet het heilige boek van de Islam?
A
Veda
B
oude testament
C
Torah
D
Koran
Slide 13 - Quiz
Hoe heet je als je bij de minderheidsgroep binnen de islam zit?
Soennieten
Sji'ieten
Slide 14 - Poll
wat is caesaropapie?
A
geestelijk leider
B
geestelijk en wereldijk leider in 1 persoon
C
legerleider
D
alleen wereldlijk leider
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
welk kenmerkend aspect past het best bij de afbeelding ?
A
levenswijze van jagers-verzamelaars
B
klassieke vormentaal van de Romeinse cultuur
C
Confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van West-Europa
D
groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
welk kenmerkend aspect past het beste bij deze afbeelding?
A
De levenswijze van jagers en verzamelaars
B
Tijd van steden en staten
C
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
D
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Slide 19 - Quiz
christendom
Jodendom
Islam
bijbel
tenach
koran
Slide 20 - Drag question
Slide 21 - Slide
welke uitspraak past het beste bij de afbeelding?
A
Hoe de islam ontstond.
B
Hoe de islam later in andere gebieden werd verspreid
C
Hoe de Arabische samenleving en cultuur zich ontwikkelde.
D
Hoe het Arabische rijk werd uitgebreid
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Video
bij welk kenmerkend aspect past deze video het beste
Slide 24 - Open question
teken het leenstelsel (feodale) en het systeem van hofstelsel en horigheid in 1 schema. Maak een foto en lever in.