Maak de quiz (Taalvoutjes); heb je alle fouten (of 'vouten' ....of 'vauten' of 'fauten') gevonden?
Bekijk het instructiefilmpje
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
werkwoordspelling
Wat weet je nog?
Maak de quiz (Taalvoutjes); heb je alle fouten (of 'vouten' ....of 'vauten' of 'fauten') gevonden?
Bekijk het instructiefilmpje
Slide 1 - Slide
https:
Slide 2 - Link
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
schrijf de persoonsvorm(en) van de volgende zin op: Wij verwachtten toen niet dat zelfs onze familie uit Canada op het feest zou komen.
Slide 7 - Open question
Schrijf de persoonsvorm(en) van de volgende zin op: De dokter zegt dat de toestand enigszins verbetert.
Slide 8 - Open question
Schrijf de persoonsvorm(en) van de volgende zin op: Jij bestrijdt zijn standpunt met goede argumenten.
Slide 9 - Open question
Schrijf de persoonsvorm(en) van de volgende zin op: De man ging naar buiten, opende zijn auto en reed weg.
Slide 10 - Open question
Wat is de juiste schrijfwijze? (pv=tt) 1. Ik wil niet dat mijn vader mij overhoor.....(overhoren) 2. Het bevreem...(bevreemden)me dat je dat niet snapt. 3. De dokter spoe....(spoeden) zich naar het ongeval. 4. Hij verzen....(verzenden) de kaartjes altijd op tijd.
Slide 11 - Open question
Welke vervoeging van het werkwoord 'spellen' zul je nooit tegenkomen?
A
vertelt
B
verteld
C
verteldt
Slide 12 - Quiz
maak een zin met: 'vertelt'
Slide 13 - Open question
maak een zin met: 'verteld'
Slide 14 - Open question
schrijf de werkwoorden correct op! (pv-tt of pv-vt) 1. Vroeger aanvaar...en (aanvaarden) ze dat soort regelingen zonder problemen. 2. Zij juich...en (juichen) langdurig, toen Diandra was geslaagd. 3. Ik heb gehoord, dat u zijn voorstel afkeur...(afkeuren). 4. We letten erop dat hij de bestelling op tijd bezorg...(bezorgen).
Slide 15 - Open question
door elkaar: pv.tt / pv-vt / infinitief / voltooid deelwoord 1. Wij trach...en (trachten) gisteren op tijd te vertrekken, maar alles zat tegen. 2. Ik wil niet weten of dat nog een keer gebeur....(gebeuren). 3. Er was niets wat de pijn kon verzach...en (verzachten). 4. Wij zouden deze ruimte beter moeten verlich...en (verlichten). 5. De leerlingen hebben een klacht ingedien.....(indienen).
Slide 16 - Open question
Die hardloper ...(verwonden) zich aan een uitstekende tak. Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
verwonde
B
verwondde
Slide 17 - Quiz
Het verwach...e succes bleef uit. Welk woord moet op de stippellijn staan?
A
verwachte
B
verwachtte
Slide 18 - Quiz
De timmerman vergoe...e (vergoeden) alle beschadigde materialen. Welk woord is correct?
A
vergoede
B
vergoedde
Slide 19 - Quiz
De gevluch...e (vluchten) gevangenen waren niet meer te vinden. Welk woord is correct geschreven?