Herhaling Vraag- een aanbodvergelijkingen

Herhaling Vraag- en aanbodvergelijkingen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Herhaling Vraag- en aanbodvergelijkingen

Slide 1 - Slide

Planning
  • Leerdoelen vraag- en aanbodvergelijkingen
  • Herhaling vraag- en aanbodvergelijkingen
  • Maken opdrachten
  • Bespreken opdrachten
  • Werken aan PO

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet hoe je de kosten, opbrengsten en winst berekend.
  • Je weet hoe het break-even punt/afzet/omzet bepaald c.q. berekend wordt.
  • Je weet hoe de gemiddelde constante kosten / gemiddelde variabele kosten / gemiddelde totale kosten en de gemiddelde opbrengst berekend wordt.
  • Je kunt de vraag- en aanbodfunctie tekenen.


Slide 3 - Slide

Opbrengst, kosten en winst
  • p       = prijs (price)
  • q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
  • TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
  • TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)
  • TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)
  • TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
  • TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 4 - Slide

BEP / BEA / BEO

Break-evenpunt       BEP (TO = TK en/of GO = GTK)
Break-evenafzet      BEA (q bij BEP)
Break-evenomzet   BEO (p x q bij BEP)

Slide 5 - Slide

Gemiddelden
GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

GO = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p

Slide 6 - Slide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK (en bij GO = GTK!)

Slide 7 - Slide

Vraag (Qv) is afhankelijk van
  1. prijs (p)
  2. stand van de economie
  3. inkomen (van de consumenten)
  4. bevolkingsomvang (aantal consumenten)
  5. behoefte (voorkeur van de consumenten)
  6. prijzen van substitutie (vervangende) goederen
  7. prijzen van complementaire (aanvullende) goederen
  8. wettelijke bepalingen (zoals subsidies)
  9. incidentele factoren (zoals terrorisme, epidemie of ramp)

Slide 8 - Slide

Vraagfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de gevraagde hoeveelheid (Qv = gevolg)?

Dit is een negatief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) stijgt en als de
prijs (P) stijgt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) daalt.

Vraagfunctie: Qv = -20P + 324

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 9 - Slide

Oefenopdracht
Qv = -20P + 324. Bereken de gevraagde hoeveelheid bij p = 5? 
Laat je berekening zien.

Slide 10 - Slide

Vraagfunctie (tekenen)
Teken de vraagfunctie: Qv = -20P + 324

  • Assenstelsel, horizontale en verticale as?
  • Q (hoeveelheid) altijd op de horizontale as!
  • P (prijs) altijd op de verticale as!
  • Wat je nodig om een (rechte) lijn te tekenen?
  • 2 punten!
  • Punt 1: vul 0 in voor P, en bereken Qv!
  • Qv = -20 x 0 + 324 = 324                                                             (324; 0)
  • Punt 2. vul 0 in voor Qv,, en bereken P!
  • 0 = -20P + 324 => 20P = 324 => P = 324 / 20 = € 16,20  (0; 16,2)

Slide 11 - Slide

Aanbod (Qa) is afhankelijk van
  1. prijs (p)
  2. aantal aanbieders
  3. kosten
  4. wettelijke bepalingen (zoals heffingen)
  5. innovatie

Slide 12 - Slide

Aanbodfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de aangeboden hoeveelheid (Qa = gevolg)?

Dit is een positief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) daalt en als de
prijs (P) stijgt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) stijgt.

Aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 13 - Slide

Aanbodfunctie (tekenen)
Teken de aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

  • Assenstelsel, horizontale en verticale as?
  • Q (hoeveelheid) altijd op de horizontale as!
  • P (prijs) altijd op de verticale as!
  • Wat je nodig om een (rechte) lijn te tekenen?
  • 2 punten!
  • Punt 1: vul 0 in voor Qa, en bereken P!
  • 0 = 5P - 25 => 5P = 25 => P = 25 / 5 => P =  € 5          (0; 5)
  • Punt 2. vul een grotere P in dan bij punt 1, en bereken Qa!
  • Qa (P=20) = 5 x € 20 - 25 = 75                                          (75; 20)

Slide 14 - Slide

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
  • het aantal feitelijk bezette banen en vacatures in een land
  • het aantal personen dat een baan heeft en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen
  • de werkgelegenheid kan worden uitgedrukt in
  1. arbeidsjaren (voltijdbanen)
  2. in personen

Beroepsbevolking
  • personen tussen 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden arbeid aan op de arbeidsmarkt, en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen
  3. geregistreerde werklozen

Slide 15 - Slide

Aan de slag met

  • Opdracht 1.24 (V&A blz. 17)
  • Opdracht 3.36 / 3.37 (V&A blz. 50 en 51)
Aanwijzingen:
  • Kijk je aantekeningen door.
  • Kijk in de lesbrief Vragers & Aanbieders.
timer
20:00

Slide 16 - Slide

Bespreken
Opdracht 1.24 / 3.36 / 3.37

Slide 17 - Slide

Aan de slag met
het PO.

Slide 18 - Slide