Herhaling signaalwoorden H4

Herhaling
  • Doelen:
  •  Je kent de vier tekstverbanden en hun signaalwoorden  
  • Je kent de moeilijke  woorden + uitdrukkingen van H3
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling
  • Doelen:
  •  Je kent de vier tekstverbanden en hun signaalwoorden  
  • Je kent de moeilijke  woorden + uitdrukkingen van H3

Slide 1 - Slide



Tekstverband
Met signaalwoorden herken je een tekstverband.

Wat heeft het ene woord met het andere te maken?
Wat heeft de ene zin met de andere te maken?

Door signaalwoorden begrijp je een tekst beter.
De tekstverbanden zijn:
  • Opsommend
  • Chronologisch
  • Tegenstellend
  • Toelichtend

Vandaag
  • herhaling tekstverbanden
  • Huiswerk bespreken
  • oefenen tekstverbanden
  • woordenschat herhaling
  • oefentoets
  • evaluatie

Slide 2 - Slide

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
zoals
maar
vroeger
daarnaast
Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband

Slide 3 - Drag question

Chronologisch verband
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband
Opsommend verband
Toelichtend verband
Tegenstellend verband
Ten eerste
zo
nu
binnenkort
maar
vroeger
en
ook
zoals
toch

Slide 4 - Drag question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
toelichting
echter
denk aan
verder
onder andere
daarnaast
hoewel

Slide 5 - Drag question

Huiswerk nakijken  en oefenen signaalwoorden
  • havo groep: nakijken opdr. 4 blz. 106, zie nakijkblad
  • blauwe groep: Nakijken opdr. 4 van het vwo-boek > zie It's learning.

Klaar? open een ander tabblad en open It's learning en  oefen met Quizlet  de signaalwoorden. Die vind je in de planner.
timer
10:00

Slide 6 - Slide

woordenschat herhaling

Slide 7 - Slide

Woordenschat:
wat betekent het volgende woord:
romans
A
verhalen die echt zijn gebeurd
B
korte verhalen
C
alle verhalen
D
verzonnen verhalen

Slide 8 - Quiz

Woordenschat:
wat betekent het volgende woord:
tafelschikking
A
hoe je een tafel neerzet
B
waar de tafel staat in een ruimte
C
waar de mensen zitten tijdens een maaltijd
D
waar de tafel vandaan komt

Slide 9 - Quiz

Woordenschat:
wat betekent het volgende woord:
deugden
A
vriendelijk
B
goede eigenschappen
C
vervelend
D
datum

Slide 10 - Quiz

Weet jij wat de volgende uitdrukkingen betekenen? Trek lijnen van de uitdrukkingen naar de juiste betekenis
Leven in de brouwerij
naar iemands pijpen dansen
een boterbriefje halen
van de koude kermis thuis komen
een beestje na een feestje hebben
alles doen wat iemand vraagt
teleurgesteld zijn
hoofdpijn (een kater) hebben na te veel drinken
de saaiheid doorbreken
gaan trouwen

Slide 11 - Drag question

aan de slag 
Oefentoets 
H3 leesvaardigheid en woordenschat


timer
20:00

Slide 12 - Slide

Welke uitdrukking en welke betekenis?

Slide 13 - Slide

Noem een uitdrukking die je in de afgelopen lessen hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

Huiswerk
  • Mk. oefentoets
  • Printen samenvatting leesvaardigheid op It's learning en leren.
  • Morgen oefentoets deel 2

Slide 15 - Slide