kahoot

Wat zijn de overtollige zouten?
A
Natrium calcium en kalium
B
Ureum calcium en natrium
C
Fosfaat natrium en ammonium
D
Ammonium creatine en ureum
1 / 19
next
Slide 1: Quiz
afpMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat zijn de overtollige zouten?
A
Natrium calcium en kalium
B
Ureum calcium en natrium
C
Fosfaat natrium en ammonium
D
Ammonium creatine en ureum

Slide 1 - Quiz

Waar liggen de urineleiders?
A
Borstholte
B
Buikholte

Slide 2 - Quiz


Per etmaal hoeveel urine?

A
1,0 ltr
B
1,5 ltr
C
2,0 ltr
D
1,8 ltr

Slide 3 - Quiz

Waar heeft de cliënt misschien last van als hij vaak aandrang heeft om te plassen maar de urine niet goed kan lozen?
A
Te weinig drinken
B
Blaasontsteking
C
D
Urineretentie

Slide 4 - Quiz

Een nierbekken ontsteking kan ontstaan door...
1. door verwaarlozing van een blaasontsteking
2. Bacteriën die via het bloed in de nieren komen
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

Een blaasontsteking kan ook een prostaatontsteking veroorzaken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

hoe lang is de mannelijke urinebuis?
A
10 cm
B
25 cm
C
20 cm
D
11.3 cm

Slide 7 - Quiz

wat is er meestal aan de hand als je schuimende urine hebt?
A
Glucose in de urine
B
uitdroging
C
infectie
D
eiwit in de urine

Slide 8 - Quiz

Hoeveel urine kan de blaas ongeveer aan urine vasthouden?
A
350 ml
B
500 ml
C
400 ml
D
450 ml

Slide 9 - Quiz

Waaruit bestaat een niereenheid?
A
uit een nierlichaampje en nierkanaaltje
B
uit een nierkanaaltje en een afvoerend nierslagadertje
C
uit een nierlichaampje en een verzamelbuis
D
uit een verzamelbuis en een nierkapsel

Slide 10 - Quiz

hoe noem je een blokkade in de urine wegen?
A
retentie
B
obstakel
C
nierstenen
D
reflux

Slide 11 - Quiz

wat kan gevolg zijn van ... beschadiging door diabetes mellitus, hoge bloeddruk of langdurige gebruik van pijnstillers
A
hartfalen
B
leverfalen
C
nierfalen

Slide 12 - Quiz

Hoelang kan je urine ongekoeld bewaren?
A
1,5 uur
B
2 uur
C
16 uur
D
24 uur

Slide 13 - Quiz

Kans op urineweginfectie bij vrouw groter. Boven welke leeftijd is dit?
A
30 jaar
B
50 jaar
C
60 jaar
D
80 jaar

Slide 14 - Quiz

Welke 2 onderdelen van de nier vormen urine?
A
niermerg
B
nierslagader
C
nierbekken
D
nierschors

Slide 15 - Quiz

Waar wordt de urine gevormd?
A
Niereenheden
B
nierbekken
C
nierkelk
D
nierleiders

Slide 16 - Quiz

Welk symptoom hoort bij een blaasontsteking?

A
misselijkheid
B
pijn bij het plassen
C
sterk ruikende urine
D
moeite om de plas op te houden

Slide 17 - Quiz

Wat stroomt er vanuit de nierader terug naar het hart?
A
urine
B
gezuiverd bloed
C
zuurstofrijkbloed
D
afvalstoffen

Slide 18 - Quiz

Wat veroorzaakt meestal een urineweginfectie?
A
te weinig drinken
B
eiwitten in de urine
C
soa
D
ecoli bacteriën

Slide 19 - Quiz