2vwo, les 11

• Chinees
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

你们好！

Ga snel zitten
Op tafel: Alleen een pen of potlood (de rest weg)
Zodra iedereen klaar zit en stil is deel ik de blaadjes uit

Jullie krijgen 15 minuten voor je SO

Als je klaar bent teken je Donald Trump die de ramen lapt.

Structuur van de les tot de pauze

• Kahoot.
  
• woordenlijst doornemen.
  
• tijd over voor de pauze? Zelf de dialoog vertalen.

Hoe rustiger jullie werken, des te meer kans mevrouw Becker heeft om de toetsen alvast voor jullie na te kijken.

Kahoot-time!

Pak je telefoon of laptop!

Kijken hoe goed jullie de stof van les 9 en 10 kennen :) 

Woordenlijst: blz. 37

• De betekenis
  
• Ik lees het 2 keer voor en jullie zeggen mij na. 
  
• Ik lees het voor, jullie zijn stil en als je het wil kan je het er fonetisch naast zetten (hoeft niet)  
  

Tijd over tot de pauze?

Vertaal de dialoog

Maak eventueel alvast opdracht 2 en 3

Structuur lesuur 2

• Vragen beantwoorden voor mij.
  
• Grammatica
  
• Karakters naschrijven op bladzijde 46 en 47.
  
• Huiswerk maken
  

Als jullie zachtjes en snel meewerken dan kan mevrouw Becker de toetsen misschien nog dit uur nakijken.

Na dit uur:

• Vragen waar iemand vandaan komt.
  
• Een vraag stellen met het woordje ‘wie’.
  
• Iemands telefoonnummer vragen.
  

Grammatica:

Let goed op, als ik klaar ben wil ik dat je 2 vragen hebt geformuleerd over de stof!

Opdracht voor mij:

1. Met welke 2 personen uit de klas zou je op vakantie willen gaan?
   
2. Met wie zou je juist niet op vakantie willen? 
   
3. Met welke twee klasgenoten zou je een werkstuk willen maken? 
   
4. Met welke twee klasgenoten zou je niet een werkstuk willen maken? 
   

Schrijf steeds twee namen op. En vergeet niet je eigen naam bovenaan op je blaadje te zetten.

Grammatica! 

• Welke vraagwoorden kennen jullie al? 
  
• 多大 - Duōdà 
  
• 几 - Jǐ 
  
• 什么 - Shénme 
  
• 谁 - Shéi 
  

De plek van het vraagwoord in de zin

• In het Nederlands komt het vraagwoord bijna altijd vooraan in de zin.
  
• In het Chinees komt het vrijwel altijd op de plek van het antwoord.
  

Kijk maar!

• Nǐ duōdà?
  
• Wǒ 31 suì.
  
• Nǐ xǐhuān shéi?
  
• Wǒ xǐhuān nǐ.
  
• Shéi shì zhōngguórén?
  
• Tā shì zhōngguórén. 
  

Let dus op: shéi kan dus ook vooraan de zin komen. Hij komt op de plek van het antwoord. Plek afhankelijk van onderwerp/lijdend voorwerp.

Dus: 

• Wat moet je goed onthouden bij vraagwoorden?
  

• Vraagwoorden komen op de plek van het antwoord.
  

哪 nǎ

• 哪 - Nǎ betekent ‘ welk’
  
• Je gebruikt het om te vragen uit welk land iemand komt.
  
• Komt ook op de plek van het antwoord.
  

Markeer deze in in je boek (blz. 41)

• 你是哪国人？nǐ shì nǎ guó rén?
  
• Letterlijk: jij bent welk land mens?
  
• Vertaling: Uit welk land kom je? / waar kom je vandaan?
  
• Antwoord: Wǒ shì Hélánrén.
  

Welke vragen hebben jullie geformuleerd?

Karakters, let goed op!

Open je boek op bladzijde 46 en schrijf mee

Muscle training: vaak oefenen helpt je spieren het karakter te herinneren.

Huiswerk maken

• karakters bladzijde 46 en 47
  
• opdracht 2, 3 (en 6) 
  
• dialoog vertalen. 

Succes!