Een feit kun je controleren: het is waar of niet waar.
* Een volleybalveld is 9 x 18 meter groot. (kun je na meten)
* Bij een volleybalwedstrijd staan er twee teams van zeven spelers in het veld. (dit kun je met eigen ogen zien)
Een mening herken je aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening.
* Ik vind volleybal een moeilijke sport om zelf te doen (mening),
Een argument herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk, aangezien en immers.
* want het lukt mij niet de onderhandse techniek goed te leren. (argument)
Schrijf dit in je schrift!