Les 2 - 17.2


Ja
Nee
1 / 24
next
Slide 1: Poll
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Ja
Nee

Slide 1 - Poll

This item has no instructions

Wat klopt niet over mij?👀
A
in de nacht word ik wakker en eet ik druiven🍇
B
ik ben getrouwd in gezamelijke gemeenschap van goederen op 3 feb 2020💍
C
ik zwem wel eens in de maas🏊🏽
D
ik heb een tweede nationaliteit namelijk belgisch

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Startopdracht

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Cashflow is het verschil tussen ontvangen en uitgegeven geldstromen uit een investering. Het aanschaffen van een nieuwe machine door direct te betalen is een                       . Maar afschrijving vallen onder                          en verminderd dus de nettowinst. Een afschrijving wordt nooit een                              dus tellen we deze bij de nettowinst terug op tot de cashflow
Uitgave 
Ontvangst
Kost
Opbrengst
Uitgave 
Opbrengsten
Kosten

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Vandaag
1) Recap
2) Nieuwe lesstof §17.2
3) Evaluatie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Feyenoord stadion heeft de keuze tussen twee projecten waarbij de hoogte van de cashflows afhangen van de zitplaatsen
Stadion
investering
jaar 1
jaar 2
jaar 3
jaar 4
jaar 5
A
-400 mln
80 mln
70 mln
70 mln
80 mln
70 mln
B
-500 mln
75 mln
90 mln
70 mln
60 mln
95mln
Feyenoord heeft de keuze tussen twee soorten stadions waarbij de hoogte van de cashflows afhangen van de zitplaatsen. In stadion A zijn er 60.000 zitplaatsen. In stadion B komen er 80.000 zitplaatsen. De nettowinst voor ieder jaar staat in de tabel.  De afschrijvingskosten zijn €10 mln voor stadion A en €15 mln voor stadion B.
Op basis van de eerste 5 jaar welke stadion is het meest winstgevend, ligt je antwoord toe? 

Slide 6 - Slide

stadion A: -400 + 80 + 70 +70 + 80 + 70 + 5 * 10 = €20 mln
stadion B: -500 + 75 +90 +70 + 60 +95 + 5* 15= €-35 mln
dus het antwoord is A
Cashflow = kasstroom
  • Cashflow bij aanvang investering = uitgave aan investering
  • Cashflow tijdens de looptijd = nettowinst + afschrijvingen 




  • Cashflow einde looptijd = opbrengst verkoop of sloopkosten
Project is rendabel wanneer inkomende cashflow > uitgaande cashflow
Afschrijvingen verlagen de winst,
maar het geld verlaat het bedrijf niet

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Recap 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een voordeel van een onderhandse lening t.o.v. van een lening bij een bank is de lagere rente.
Oneens
Eens

Slide 9 - Poll

Onderhandse lening valt onder achtergestelde leningen

Wanneer je een obligatie koopt, dan koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Obligaties met een langere looptijd kennen een ..... rente dan een obligatie met een korte looptijd
A
hogere
B
lagere
C
minuscule
D
..geen verschil

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Stappenplan
1) wat is de schuld van begin van de maand?
2) waar bestaat de annuïteit uit?
3) waarover rekenen we interest?
4) wat blijft er dan nog over ?  (zie stap 2)
5) bereken de eind schuld m.b.v. stap 1 en 4



Slide 12 - Slide

This item has no instructions


Jaar
Schuld begin
Annuiteit
Interest (4%)
Aflossing
Schuld eind
1
€250.000
€56.156,78
€10.000
€46.156,78
€193.843,22
2
A
B
C
D
E

Slide 13 - Open question

A: €193.843,22
B: €56.156,78
C: €193.843,22 * 4% = €7.753,73
D: €56.156,78 - €7.753,73 = €48.403,05
E: €193.843,22 - €48.403,05 = €145.440,17 
Wat zou geen goede reden zijn om van een Rekening-Courantkrediet gebruik te maken
A
als je weinig EV hebt en geen keuze tot ander leningen
B
andere lening terug te betalen
C
om als bedrijf seizoens-pieken te overbruggen dus voor korte termijn
D
anticipatiekrediet voor bedrijven die willen groeien als ze in de toekomst aandelen uitgeven

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen
1)  Je kunt één voordeel en één nadeel van de terugverdientijd benoemen
2) Je kunt een keuze maken op basis van de terugverdientijd

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

§17.2 Terugverdientijd

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Investeringsanalyse
Een investering moet rendabel, zinvol en winstgevend zijn. Om investeringsproject te beoordelen kan je gebruik maken van drie methodes:

1) Cashflows
2) Terugverdientijd
3) Netto contante waarde 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Terugverdientijd van een investering in een elektrische fiets 
Stel ik koop een elektrische fiets voor 4.000,- Hierdoor verdien je €120 extra per maand. 
Hoe lang duurt het (maanden)  voordat ik mijn investering terug heb verdiend met de extra opbrengst?
TVT = Investering / Extra opbrengst

Extra opbrengst = 120,- per maand
12 maanden in een jaar =>
Extra opbrengst = 12 x 120,- = 1440,- per jaar

TVT = 4000,- / 1440,- = 2.777 jaar
2.777 x 12 maanden = 33.33 maanden dus 34 maanden
timer
1:00

Slide 18 - Slide

TVT = Investering / Opbrengst
Extra opbrengst = 120,- per maand
12 maanden in een jaar =>
Extra opbrengst = 12 x 120,- = 1440,- per jaar
TVT = 4000,- / 1440,- = 2.777 jaar
2.777 x 12 maanden = 33.33 maanden dus 34 maanden

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Terugverdientijd
Voordelen:
- Eenvoudige berekening
- Houdt rekening met onzekerheid van investering
Nadelen:
- Houdt geen rekening met interest
- Houdt geen rekening met verdeling cashflows over de perioden
- Houdt geen rekening met cashflows na de terugverdientijd

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Tips
Let goed op bij:
 cashflows worden gelijkmatig ontvangen gedurende het jaar -> je rond de terugverdientijd af naar maanden of weken

 cashflows worden gelijkmatig ontvangen eind van het jaar ->
je rond de terugverdientijd af naar hele jaren 
zie voorbeeld 17.2

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Ik heb in de vakantie ... beco opdrachten gemaakt.
0-2
2-4
4-6
6-8

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Welk lesdoel is voor jouw gevoel niet behaald?
A
Je kunt één voordeel en één nadeel van de terugverdientijd benoemen
B
Je kunt een keuze maken op basis van de terugverdientijd
C
Geen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

This item has no instructions