hoofdstuk 2 bk --en kt

terug kijken par.:3 bk
Je sleutels, je fiets, een schaar, schroeven en spijkers. Het zijn allemaal voorwerpen van metaal. Metaal wordt veel gebruikt. Metalen hebben handige eigenschappen.
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

terug kijken par.:3 bk
Je sleutels, je fiets, een schaar, schroeven en spijkers. Het zijn allemaal voorwerpen van metaal. Metaal wordt veel gebruikt. Metalen hebben handige eigenschappen.

Slide 1 - Slide

Magneten
Worden alle metalen aangetrokken
door een magneet?
niet allemaal maar
ijzer,nikkel,chroom en staal
worden wel aangetrokken
door een magneet.

Slide 2 - Slide

metalen
Nadelen:
  • Worden aangetast door water, zuur of zuurstof, bij ijzer of staal noem je het roesten.
  • metaal wordt dof en krijgt een dun laagje  = oxideren,  bij zink of koper noem je het dus oxideren.

Sommige metalen kunnen goed tegen water zuur of zuurstof:  Edelmetalen 

Slide 3 - Slide

edelmetalen (goud, zilver en platina)





  •  reageren niet/nauwelijks met andere stoffen (als zuurstof, water of zuren) 
  • worden daarom gevonden als zuivere stof (b.v.goudklompjes)
onedele metalen (alle anderen)



  • onedele metalen reageren  wel met andere stoffen--> je vindt ze niet zuiver maar in verbindingen
  • het aantasten van metalen  door stoffen uit de lucht (zuurstof+ water+ CO2) heet corrosie
  • (roesten= corroderen van ijzer) 

Slide 4 - Slide

metalen beschermen
is voorkomen dat er zuurstof (of andere stoffen)bijkomen door:
-verven
-invetten

-vertinnen

-verzinken

-verchromen

-emailleren


hier zie je een geëmailleerde pan, daar waar het glaslaagje eraf is gaat de pan roesten/oxideren. 

Slide 5 - Slide

Kenmerken metalen
  • Glimmend oppervlak
  • Geleiden warmte en elektrische stroom
  • Kunnen vervormd worden als ze heet zijn.
  • Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.
  • alle metalen zijn vast behalve kwik

Slide 6 - Slide

noteer
twee edelmetalen

Slide 7 - Open question

Welke metalen wordt aangetrokken
door een magneet ?
A
ijzer
B
goud
C
nikkel
D
koper

Slide 8 - Quiz

(meer antwoorden zijn juist)
Metalen zijn:
A
goede warmte geleiders.
B
slechte warmte geleiders.
C
slechte stroom geleiders.
D
goede stroom geleiders.

Slide 9 - Quiz

practicum

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Grootheden en eenheden

Slide 12 - Slide

Het volume van vloeistoffen

Met een maatcilinder kun je het volume van een hoeveelheid vloeistof bepalen. Het volume is de ruimte die de vloeistof inneemt.  Je meet het volume in liter (L) of milliliter (mL).

1 L = 1000 mL

De eenheid liter wordt alleen voor vloeistoffen gebruikt. In andere gevallen gebruik je dm3. Toch betekenen liter en dm3 precies hetzelfde:
1 liter is hetzelfde als 1 dm3: de ruimte die een kubus met ribben van 1 dm inneemt.
1 milliliter is hetzelfde als 1 cm3: de ruimte die een kubus met ribben van 1 cm inneemt.

Slide 13 - Slide

Welke eenheid krijgt een kubus als de lengte, breedte en hoogte in cm zijn?
A
cm
B
cm2
C
cm3
D
cm4

Slide 14 - Quiz

Massa
Met een weegschaal kan je de massa van een stof bepalen. Voorwerpen meteen grote massa zijn zwaar.
Bij massa wordt er gemeten in grammen of kilogrammen.
1 kg = 1000 gram

Slide 15 - Slide

Massa
Elk voorwerp heeft een massa
Massa meet je in gram (g) of in kilogram (kg)

1 kg = 1000 gram
Het volume van vloeistoffen
Volume = de ruimte die een (vloei)stof inneemt


Volume van vloeistoffen meet je in liter (L) of milliliter (mL)

1 liter = 1 dm3
1 milliliter = 1 cm^3 

Slide 16 - Slide

Onderdompel methode
1. Vul een maatcilinder tot een bepaalde hoogte met water
2. Lees de stand van het water af
3. Laat het voorwerp voorzichtig in het water zakken; het voorwerp moet helemaal onder water komen
4. Lees opnieuw de stand van het water af; dit noem je de eindstand
5. reken uit: eindstand - beginstand = volume van het voorwerp

Slide 17 - Slide

Bereken zelf het volume in cm3!

Slide 18 - Slide

Inhoud 
Volume wordt niet altijd gebruikt voor vloeistoffen, bij vloeistoffen wordt wel altijd de eenheid liter gebruikt. In andere gevallen gebruiken we dm3 . 
1 dm3 = 1000 cm3
1 ml = 1 cm 3
Daarnaast is 1 dm3 gelijk aan 1 liter.


Slide 19 - Slide

Bereken het volume: we hebben een ijzeren kubus met deze gegevens =
lengte = 6,0 cm breedte = 4,0 cm hoogte = 5,0 cm

Slide 20 - Open question

practicum

Slide 21 - Slide