1V - Periode 3-4 - PA1 H2 Les 5 - GSE (06-05-2024)

Bienvenidos
Meld je aan bij Lessonup met de lessonup klascode.
B1g klascode: ykpjz 
(het linkje staat op magister bij je eerste les Spaans)

1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Meld je aan bij Lessonup met de lessonup klascode.
B1g klascode: ykpjz 
(het linkje staat op magister bij je eerste les Spaans)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen Hoofdstuk 2
Je leert in het Spaans: 
  1. vertellen over je stad of dorp, de winkels en andere gebouwen
  2. hoe je iemand de weg kunt wijzen
  3. boodschappen doen
      
Vraag: 
Wat kun je al (een beetje)? Welke woorden herinner je je? 
   

Slide 2 - Slide

El programa de hoy
Info + idioma de clase + deberes  (10m)
  • Escuchar: el autobús. Ej. 23b (5m)
  • ¿Dónde está Álvaro? Ej. 15 (15m)
  • Werkwoordenspel Ej. 27 (25m) 
  • Repetir los vocabularios (10m -> en casa)
Reflexión, deberes -> volgende les toets over hoofdstuk 2


Hier spreken we Spaans.
Wat was het woord van de week?

Slide 3 - Slide

Woord van vorige week
las patatas = de aardappels

Por favor, patatas fritas para mí. 
            = Alstublieft, patat (gebakken aardappels) voor mij.

Slide 4 - Slide

Woord van de week
hasta pronto = tot gauw

Slide 5 - Slide

Info Toets Hoofdstuk 2, 13 mei 2024 
Leer voor de toets over Paso adelante 1, hoofdstuk 2:
  • Vocab. 2.1 t/m 2.4, leren in beide richtingen 
  • Frases clave E & J, leren in beide richtingen (Tekstboek p.21 en p.24) 
  • Grammatica bron D (estar, Tekstboek p. 21) en Grammatica bron I (regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd, Tekstboek p.24) 


Slide 6 - Slide

Los deberes fueron (het huiswerk was):
Neem mee: schaar in je tas 

Leren: hoofdstuk 2, vocab 2.4 + herhaal de werkwoorden (Tekstboek bron D en I) -> komen we straks op terug

Maken: -> antwoorden op volgende slides 
D-toets oefening 3-4 (WB p.58) 
WB p.45 Oefening 21 over de vraagwoorden + oefening 22-23 over ‘de weg vragen’

Slide 7 - Slide

ANTWOORDEN
Ejercicio 3a
1 está
2 están
3 estamos
4 estoy
5 estás
6 estáis

Ejercicio 3b
1 come
2 vivimos
3 escriben
4 conocéis
5 tomo
6 buscas


Ejercicio 4a
1 la vecina
2 al lado
3 centro comercial
4 enamorado
5 trabaja
6 calle

Ejercicio 4b
1 cerca
2 el centro comercial
3 un kilo
4 Enfrente de
5 amiga

¿Tienes una pregunta?
D-toets 
(capítulo 2, 
WB p.57-59)

Slide 8 - Slide

ANTWOORDEN
Ejercicio 21b
1 Cuál
2 Cuánto
3 Cuándo
4 Quién
5 Dónde

Ejercicio 21c
1 Quién
2 Dónde
3 Por qué
4 Cuánto
5 Qué


Ejercicio 22a
1 De neef van Merche.
2 Betanzos bezoeken met zijn moeder.
3 Voor de ingang van het winkelcentrum.

Ejercicio 22b
1 Of hij dit weekend naar Betanzos komt.
2 Met de bus

Ejercicio 22c
1 a
2 b
3 a
4 a
5 b
6 b
Ejercicio 21a
1 ¿Quién?
2 ¿Qué?
3 ¿Dónde?
4 ¿Por qué?
5 ¿Cuándo?
6 ¿Cuál?
7 ¿Cuánto?


Ejercicio 23a
de viswinkel - la pescadería
het winkelcentrum - el centro comercial
de bushalte - la parada del autobús
de bakker - la panadería
de bus - el autobús
de supermarkt - el supermercado
de kledingwinkel - la tienda de ropa


¿Tienes una pregunta?

Slide 9 - Slide

Escuchar (5m)

Ejercicio 23b (WB p.47)





(Respuestas en la próxima página)
PA1 H2 oef 23b

Slide 10 - Slide

ANTWOORDEN
Ejercicio 23b

Bus: 12 naar Betanzos - 11 uur 
Bus: 15 naar Toledo - halte 3
Bus: 11 naar Granada - halte 1



















Slide 11 - Slide

¿Dónde está Álvaro? (15m)
Ga naar WB p.41 en bekijk plaatje 1. Welke woorden heb je nodig om te vertellen waar Alvaro is?
  • Hoe vervoeg je het werkwoord 'estar' ook alweer?
  • Welke voorzetsels weet je nog? Ga naar oefening 9 (WB p.37) en noteer in je schrift de 4 voorzetsels met vertaling.

Werk nu zelfstandig verder: 
  1. Ga naar Ejercicio 15 (WB p.40) en lees de instructie goed. Wat gebeurt er als de woordjes de + el direct na elkaar komen? Noteer het in je schrift.
  2. Maak vervolgens oefening 15ab. Moeilijk? Overleg dan fluisterend met je 'vecino/a'. 

¿Terminado/a? (=klaar?) Ga naar de D-toets en maak de leestekst (WB p.57, opdracht 2)

Slide 12 - Slide

Juego de verbos (25m)
Lees de instructie in je werkboek p.49, oefening 27

Groepjes van 4-5 personen.

Knip de kaartjes uit en speel het spel volgens de instructie.

Doel: probeer de betekenis van de werkwoorden goed te onthouden, en ook hoe je ze vervoegt!

Slide 13 - Slide

Vocabulario 2.1 - 2.4 
(10m -> en casa)

Leer alle woorden in beide richtingen, oefen online

1. Practicar solo (oefenen in je eentje)




2. Practicar en equipos (oefenen in teams/groepjes)
timer
5:00
mirar = kijken

Slide 14 - Slide

Reflexión:
Noteer Spaanse woorden (met vertaling!) die je hebt geleerd.

Slide 15 - Open question

Deberes 
Leer voor de toets over Paso adelante 1, hoofdstuk 2:
  • Vocab. 2.1 t/m 2.4, leren in beide richtingen 
  • Frases clave E & J, leren in beide richtingen (Tekstboek p.21 en p.24) 
  • Grammatica bron D (estar, Tekstboek p. 21) en Grammatica bron I (regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd, Tekstboek p.24) 


Slide 16 - Slide

Woord van de week
hasta pronto = tot gauw

Slide 17 - Slide

Los verbos regulares

Slide 18 - Slide

Woord van de week
mirar = kijken, bekijken
Mira, esta es mi casa. = Kijk, dit is mijn huis.

Slide 19 - Slide

Woord van de week
Despacio / despacito betekent eigenlijk: 'langzaam aan'.
preferido/a = lievelings-
Mi canción preferida es Despacito = mijn lievelingsliedje is Despacito.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Repaso (=herhaling): Reglas
1. spullen en huiswerk in orde
2. vragen? hand opsteken
3. als docent spreekt, ben je stil
4. binnen? groeten en op je eigen plaats gaan zitten, spullen gereed
5. respecteer elkaar en zit niet aan elkaars spullen
6.  opgeladen laptop in je rugzak

Sana, Sophia , Emerald -> aanmelden bij Lessonup? 
Linkje bij de eerste les Spaans op magister.

Slide 22 - Slide

Klassentaal
Klassentaal: Onthoud  1  zin van de posters aan de muur!

Slide 23 - Slide

¿Dónde está?
¿Dónde está?  =  Waar is (het)?

Slide 24 - Slide

Woord van vorige week
Tu vecino/vecina is ook je buurman/buurvrouw in de klas.
tu vecino/vecina = je buurman/buurvrouw
¿Cómo se llama tu vecino? = Hoe heet je buurman?

Slide 25 - Slide

ANTWOORDEN
Ejercicio 13c
1 está
2 están
3 están
4 estoy
5 está
6 estamos

Ejercicio 14b
1 ¿Dónde está el supermercado?
2 La biblioteca está en el centro.
3 El chico está al lado del cine.
4 La amiga está enfrente de la panadería.

Ejercicio 18
Voorbeelduitwerking:

¡Hola María!

¿Cómo estás?
Mi casa es muy bonita.
Está cerca del instituto. 
El cine está enfrente de mi casa.
Hay dos centros comerciales en la ciudad.
¿Te gusta ir de compras? Si quieres, vamos juntos/juntas al centro comercial.

Adiós,
Miguel






Ejercicio 9
tegenover = enfrente de
links = a la izquierda
naast = al lado de
rechts = a la derecha

Slide 26 - Slide

Gramática (15m)
EXPLICACIÓN (uitleg): 
  • Tekstboek p.13 fuente D, Lidwoord (zie filmpje)
  • Tekstboek p.16 fuente J, 'Ser' en persoonlijk voornaamwoord

HACER (maken, doen): 
  • werkboek p.15 ejercicio 11
  • werkboek p.22, ejercicio 25-26


timer
5:00

Slide 27 - Slide