modale werkwoorden

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

we samen ons huiswerk maken?
jullie gezellig met mij samen eten?
we vandaag niet naar school?
we de tekst morgen ook inleveren? of moet het vandaag?
we vandaag vroeg op school zijn?
hoeven
kunnen
zullen
moeten
willen

Slide 11 - Drag question

Schrijf hieronder alle vormen van willen: ik, jij, hij, u, wij, jullie, zij

Slide 12 - Open question

vervoeg het werkwoord Kunnen: ik, jij, hij, u, wij, jullie, zij

Slide 13 - Open question

vervoeg het werkwoord
zullen
ik, jij, hij, u, wij, jullie, zij

Slide 14 - Open question

Wat .... jij iedere zondag doen?
A
moet
B
hoef
C
hoeft
D
wilt

Slide 15 - Quiz

Ik .......... (belofte) de kerstboom versieren
A
moet
B
kan
C
zal
D
wil

Slide 16 - Quiz

....... je hier roken (toestaan)
A
kun
B
kan
C
mag
D
moet

Slide 17 - Quiz

hij ......... (wens) graag een nieuwe fiets voor zijn verjaardag
A
hoeft
B
moet
C
mag
D
wil

Slide 18 - Quiz

Ik kan niet bij je op bezoek ........
A
kom
B
komt
C
gekomen
D
komen

Slide 19 - Quiz

hij zal met Pasen de eieren ........
A
verstopt
B
verstoppen
C
verstop
D
geverstopt

Slide 20 - Quiz

Ik ...... haar een kaart sturen, of ik .... bij haar op bezoek .....
A
kan, kan, gaat
B
kan, kan, gaan
C
moet, moet, gaat
D
moet, moet gegaan

Slide 21 - Quiz

...... wij vandaag naar school?
nee, het is vakantie, wij ...... niet te gaan.
A
kunnen, moeten
B
moeten, hoeven
C
moeten, kunnen
D
hoeven, hoeven

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide