1MH Ch3 révision A-C + kloktijden + werkwoorden + être

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bonjour tout le monde

• révision A, B et C
• révision grammaire: werkwoorden op -er + avoir
• revision l'heure: hele en halve uren
• grammaire D: être
• apprendre ABCD

Bonjour tout le monde

• révision A, B et C
• révision grammaire: werkwoorden op -er + avoir
• revision l'heure: hele en halve uren
• grammaire D: être
• apprendre ABCD

Wat is géén schoolvak?

1. les maths
2. la géographie
3. le dessin
4. le prof

Wat is géén werkwoord?

1. facile
2. noter
3. commencer
4. rigoler

Welk woord hoort er niet bij?

1. le dessin
2. sympa
3. les devoirs
4. la trousse

Welk woord heeft niet met school te maken?

1. l'école
2. la classe
3. le contrôle
4. la chambre

Welke zin is niet goed?

1. Il est une heures.
2. Il est deux heures.
3. Il est midi.
4. Il est minuit.

Hoe zeg je:
Het is half 3.

1. Il est deux heures et demie.
2. Il est trois heures et demie.
3. Il est deux heures et midi.
4. Il est trois heures et midi.

Hoe zeg je 12:00 's middags?

1. midi
2. minuit
3. demie
4. demi

Onregelmatig werkwoord avoir

In Chapitre 1 heb je het onregelmatige werkwoord avoir geleerd.

Avoir betekent hebben.

In de volgende sleepvraag moet je verschillende vormen van dit werkwoord op de goede plek zetten.

je /  j'

vous

elle

les chats

ai

a

avez

ont

Regelmatige werkwoorden op -er

In Chapitre 2 heb je geleerd dat je een regelmatig werkwoord kunt vervoegen door:

1) eerst de stam te maken

2) daar de juiste uitgang achter te zetten

Zet in de volgende sleepvraag de werkwoorden op de goede plek.

tu

nous

ils

le prof

regarde

regardons

regardent

regardes

Merk je dat je deze werkwoorden nog niet goed genoeg kent?

Dan is het belangrijk om de rijtjes goed in je hoofd te stampen, bijvoorbeeld door ze te oefenen op www.verbuga.eu.

Als je dit een paar dagen achter elkaar 5 minuten doet, komen de werkwoorden goed in je hoofd.

Je hebt vorige les het werkwoord être ook geleerd. Heb je deze al onder de knie?

Nous ______ à la maison.

1. êtes
2. sommes
3. sont

Paula _________ à l'école.

1. es
2. suis
3. est
4. sont

Ils _______ grands.

Tu ____ gentil.

Je ________ Ména.

1. est
2. es
3. suis
4. ai

Zo, goed gegaan?

Volgende les gaan we verder met deel 2 van het hoofdstuk.

Zorg dat je voor de volgende les ABCD op quizlet en slim stampen hebt geoefend  en uit je hoofd kent.

Herhaal eventueel ook de werkwoorden op - er nogmaals en het werkwoord avoir.