Siebter Unterricht, den 15. Oktober

1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Die Planung
1. Stunde:
  • Thema Sport (Hörverstehen & sprechen)
  • Wortschatz üben (SO: 29. Oktober!) 
  • (LOGO)

2. Stunde:
  • Arbeiten an Präsentation (5. November)



Slide 2 - Slide

SPORT

Welche Wörter kennt ihr schon? Welchen Sport treibst du?

Slide 3 - Slide

6

Slide 4 - Video

00:34
Duitsers voetballen ook zonder voetbalvereniging in hun vrije tijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

01:25
Waar kijken Duitsers het liefste voetbal?
A
Thuis op televisie
B
Met vrienden in de kroeg
C
In het stadion of in de kroeg

Slide 6 - Quiz

02:00
Volgens de trainster zijn er meer jongens dan meisjes die voetballen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

02:25
Veel mensen zijn vrijwilliger in de voetbalverenigingen. Hiervoor krijgen zij geld.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

03:25
Welke jongeren zullen volgens de trainer eerder profvoetballers worden?
A
Jongeren die bij andere profvoetballers kunnen aankloppen
B
Jongeren die bereid zijn meer te geven dan de anderen
C
Jongeren die elke dag meetrainen

Slide 9 - Quiz

04:09
Wat betekent 'Tor' in het Nederlands?

Slide 10 - Open question

Eure Präsentation - Sport!
  1. Welke sport beoefen je?
  2. Hoe vaak train je?
  3. Doe je dit individueel of in een team?
  4. Heb je al aan wedstrijden meegedaan?



Slide 11 - Slide

Richtig oder Falsch?
Wir üben mal mit dem Wortschatz!

Richtig?   STEHEN
Falsch?     SITZEN

Slide 12 - Slide

Wortschatzübung

2 Minuten Lernzeit

timer
2:00

Slide 13 - Slide

"Insgesamt" bedeutet "Gezamenlijk" 
Übersetzt bitte:

Slide 14 - Slide

,,Die Nachbarn'' bedeutet ,,De buren''

Slide 15 - Slide

"Wie" bedeutet "hoe" 
Übersetzt bitte:

Slide 16 - Slide

Das ist "Belgien" 

Slide 17 - Slide

"Wie" bedeutet "hoe" 
Übersetzt bitte:

Slide 18 - Slide

Das ist "die Hausnummer"

Slide 19 - Slide

"Wieder" bedeutet "waarheid" 
Übersetzt bitte:

Slide 20 - Slide

Es geht ihm gut

Slide 21 - Slide

,,Hey, alles klar?"   betekent ,,Hey, ben je al klaar?"
Übersetzt bitte:

Slide 22 - Slide

Deutsch ist ,, die Muttersprache" von Frau Zwart 

Slide 23 - Slide

"Wer" bedeutet "wie" 
Übersetzt bitte:

Slide 24 - Slide

Das ist "Österreich" 

Slide 25 - Slide

In Duitsland kan je "Guten Mittag" zeggen
Übersetzt bitte:

Slide 26 - Slide

Das ist Belgien

Slide 27 - Slide

"Weltweit" bedeutet "wereldwijd" 
Übersetzt bitte:

Slide 28 - Slide

"Grüss Gott!" bedeutet "Hallo!"

Slide 29 - Slide

Beim Begrüßen kann man "Tschüss" sagen

Slide 30 - Slide

"Etwa" bedeutet "precies" 
Übersetzt bitte:

Slide 31 - Slide

Beim Begrüßen kann man "Bis bald!" sagen

Slide 32 - Slide

"Moin!" bedeutet "Goedemorgen!" 
Übersetzt bitte:

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Selbständige Arbeit
  • Präsentation 
  • Kopfhörer / AirPods sind erlaubt

  • [Oefenen met uitspraak]

Slide 36 - Slide