P3 - les 8 - 7 maart 2023

Les 9 - periode 3 - 7 maart 2023
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Les 9 - periode 3 - 7 maart 2023

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Leerdoelen voor deze les:

- Ik leer nieuwe, regelmatige werkwoorden die te maken hebben met de opleiding
- Ik kan deze werkwoorden 
vervoegen en toepassen












Slide 2 - Slide

Hoe was het ook alweer?

Slide 3 - Slide

Belangrijke werkwoorden
  • Cada semana (=week) gasto 100 euros en ropa nueva. (gastar = ?)
  • Mi madre compra hoy (=vandaag) un teléfono nuevo.  (comprar = ?)
  • Mis abuelos (=mijn grootouders) venden su casa.          (vender = ?)
  • Mis padres tienen que pagar la renta de su casa mensual (=maandelijks).(pagar = ?)
  • Cada mes (iedere maand) ahorro (yo) 150 euros. Con este dinero (=geld) puedo (kan ik) pagar la licencia para el gimnasio. (ahorrar = ?)
  • Mi jefe divide los trabajos (=de taken) para (=voor) los empleados. (dividir = ?)


Slide 4 - Slide

Ejercicio 1 (pág. 2 y 3)
Vervoeg de regelmatige werkwoorden in alle zes de persoonsvormen. Schrijf ook de betekenis van het hele werkwoord op.
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Ejercicio 1 (pág. 2 y 3)
gastar
uitgeven
comprar
kopen
vender
verkopen
cobrar
in rekening brengen
dividir
verdelen
ahorrar
sparen
pagar
betalen

Slide 6 - Slide

Ejercicio 2 (pág. 3)
Lees de tekst. Vertaal en vervoeg het dikgedrukte werkwoord tussen haakjes in de juiste persoonsvorm. 
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Respuestas ej. 2 (pág. 3)
  • Miguel trabaja en una empresa brasileña. 
  • La empresa vende carros muy caros. 
  • Él gana mucho dinero, pero tiene que pagar muchos impuestos.
  • Su (zijn) salario es en euros. Para (=om te) ahorrar, Miguel divide su salario. Deposita (=stort) la mitad (=de helft) del dinero en una cuenta de ahorro (=een spaarrekening). 
  • La otra mitad (=de andere helft) gasta para comprar ropa, zapatos y para ir de vacaciones. 

Slide 8 - Slide

Hoe zeg je ook alweer:
'Ik houd van vakantie'
A
Me gusta las vacaciones
B
Mi gusta las vacaciones
C
Me gustan las vacaciones
D
Me gustan los veranos

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:
'A mi madre no le gusta leer'
A
Mijn moeder houdt van winkelen
B
Mijn moeder houdt van lezen
C
Mijn oma houdt niet van lezen
D
Mijn moeder houdt niet van lezen

Slide 10 - Quiz

Let op!
De les van morgen - woensdag 8 maart - 
gaat voor ACM1B eenmalig online plaatsvinden

Zorg dat je om 15.30 klaar zit achter je laptop, met:
- je reader
- een pen of potlood
- een werkende video en geluidsverbinding ;-)

Slide 11 - Slide

¿Os ha gustado la clase de español?
(=Wat vonden jullie van deze les?)
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll