This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Modals
Have to, must & should
Slide 1 - Slide
Should
Should = zou (niet) moeten.
Formule: Should (+not) + hele werkwoord
1. Je geeft een advies of , bij ontkenningen, je raadt iets af.
Slide 2 - Slide
Must
Must (+not) + hele werkwoord
1.Jij vindt dat iets (niet) moet/ belangrijk is..
2. Levensreddend advies (krachtiger dan should)
3. Als het echt niet anders kan, het moet zo zijn
I must finish this essay today. I’m going out tomorrow.
Slide 3 - Slide
Have to
has/have to + hele werkwoord
1. Iets moet van iemand anders, niet van jou.
2. 'Het is nodig' -> noodzaak
3. Regels van een instantie/je werk of de wet
4. Verleden tijd: ook van must
Mum says I have to do the dishes.
We have to wear a schooluniform.
Slide 4 - Slide
Have to in ontkenningen
Als je have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'.
Don't have to + hele werkwoord Doesn't have to + hele werkwoord
Didn't have to (verleden tijd)
She doesn't have to walk her dog.
Slide 5 - Slide
Samenvatting:
should = zou moeten/advies must = moeten, IK vind dat jij dat moet have/has (got) to = iets moet van iemand anders/wet, regels, werk en moeten in de verleden tijd
Slide 6 - Slide
I think people ... recycle more paper and glass.
A
have to
B
must
C
should
D
mustn't
Slide 7 - Quiz
The museum is free. You ... pay.
A
shouldn't
B
mustn't
C
don't have to
D
should
Slide 8 - Quiz
You ... park here. It's an emergency exit.
A
mustn't
B
must
C
have to
D
don't have to
Slide 9 - Quiz
You ... smoke. It's bad for you.
A
must
B
should
C
don't have to
D
shouldn't
Slide 10 - Quiz
I ... wear a uniform when I am at school.
A
must
B
have to
C
should
D
musn't
Slide 11 - Quiz
Mark's a sales representative. He ... travel a lot.