Sociale problematiek. Les 3: Laaggeletterdheid en klasse-ongelijkheid

1 / 24
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Sociale problematiek 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen sociale problematiek
> Je creëert een veilig klimaat voor mantelzorgers en naastbetrokkenen
> Je kunt de kwaliteiten en ervaringsdeskundigheid van de naastbetrokkenen inschatten, beoordelen en op de juiste manier inzetten
> Je begeleidt de zorgvrager bij het uitbreiden van zijn sociale netwerk
> Je signaleert problemen tussen naastbetrokkenen en de zorgvrager en je ondersteunt in het oplossen van deze problemen
> Je kunt overbelasting van mantelzorgers en naastbetrokkenen op tijd signaleren en hierop een passende actie ondernemen
> Je kunt in het belang van de cliënten samenwerken met vrijwilligers en mantelzorgers.
> Je kunt een cliënt stimuleren en begeleiden bij het uitvoeren van de regie en sociale vaardigheden

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:


1. Kun je de term klasse ongelijkheid/sociale ongelijkheid beschrijven;
2. Kun je aangeven wat de gevolgen zijn van laaggeletterdheid;
3. Kun je uitleggen hoe bovenstaande leidt tot sociale uitsluiting. 


Slide 4 - Slide

Sociale problematiek
Lesprogramma:
- Terugblik vorige les
- Analfabetisme/laaggeletterdheid
- Klasse ongelijkheid
- Opdracht

Slide 5 - Slide

Terugblik Eenzaamheid
Eenzaamheid betekent dat je een hechte, emotionele band met anderen mist. Je voelt je niet verbonden met anderen of hebt minder contact met anderen dan dat je zou willen

Twee componenten:

1.  Emotionele eenzaamheid betekent dat iemand een hechte, intieme band mist met een of meerdere personen.
2. Sociale eenzaamheid betekent dat je minder contact hebt met anderen dan dat je zou willen. Je mist bijvoorbeeld contact met vrienden, kennissen of collega’s. In dat geval is er dus een sociale behoefte waarin niet wordt voorzien.

Slide 6 - Slide

Terugblik Sociale uitsluiting
Vier dimensies:

1. Onvoldoende sociale participatie: cliënten nemen niet deel aan activiteiten die binnen de maatschappij mogelijk zijn. Er is een gebrek aan betekenisvolle sociale contacten.

2. Materiële deprivatie: als de cliënt zijn financiële situatie vergelijkt met de geldende maatschappelijke standaard, ervaart hij financiële tekorten. Door geldgebrek kunnen activiteiten niet worden uitgevoerd en is er geen geld voor essentiële zaken, zoals nieuwe kleding, of deelnemen aan een sport.

3. Onvoldoende toegang tot sociale grondrechten: de cliënt leeft in een onveilige en onprettige buurt waar weinig te beleven valt. Er is veel overlast. Ook is er vaak onvoldoende toegang tot zorg en instanties.

4. Onvoldoende normatieve integratie: de cliënt leeft niet de algemene waarden en normen na die in de samenleving heersen. Denk aan spijbelen (jongeren), diefstal, vernielingen, fysiek geweld.

Slide 7 - Slide

Terugblik Gevolgen
> Fysiek
> Psychisch
> Sociaal

Signalen....en nu?

Slide 8 - Slide

Laaggeletterdheid/analfabetisme

Slide 9 - Slide

Opdracht 1
Maak de vragen die op het blad staan.

timer
10:00

Slide 10 - Slide

Laaggeletterdheid/analfabetisme
Laaggeletterdheid: wel kunnen lezen en schrijven, maar op onvoldoende niveau om te kunnen functioneren in de samenleving: functioneel analfabetisme.

Analfabetisme: het niet beheersen van de vaardigheden lezen, spellen en schrijven. 

Slide 11 - Slide

Hoeveel mensen in Nederland zijn laaggeletterd?

Slide 12 - Open question

Ongeveer 18% van de Nederlanders van 16 jaar en ouder is laaggeletterd. Dat is 1 op de 6 mensen.

Verdeeld over leeftijdsgroepen heeft 1,8 miljoen mensen tussen de 16 en 65 jaar moeite met taal en/of rekenen. Ongeveer 600.000 mensen van 65 jaar of ouder hebben moeite met taal en/of rekenen. Dat zijn in totaal maar liefst 2, 4 miljoen Nederlanders.

Laaggeletterden zijn drie keer zo vaak afhankelijk van een uitkering als niet-laaggeletterden. 23,8 versus 9,3%.
11% van de werklozen en 25% van langdurig werklozen is laaggeletterd

65% van deze groep is autochtoon


Slide 13 - Slide

Signalen
Client:

- Heeft smoesjes ‘Ik heb mijn bril niet bij me’, of ‘Dat formulier vul ik thuis wel in.’
- Heeft moeite met het stellen van vragen, hij kan moeilijk aangeven wat het probleem is en vindt het lastig om prioriteiten te stellen.
- Vraagt vaak naar informatie die eerder al is gegeven.
- Bekijkt een folder of formulier niet of je ziet zijn ogen niet over de tekst bewegen wanneer hij wel de folder of het formulier bekijkt.
- Schrijft een afspraak nooit op en komt regelmatig niet opdagen of te laat op een afspraak.

Slide 14 - Slide

Risicofactoren/oorzaken 
- Opgroeien in een taalarme omgeving
- Gebrek aan goed onderwijs
- Niet onderhouden van de vaardigheid
- Beperkte intelligentie

Slide 15 - Slide

Gevolgen
- Minder kans op werk
- Slechte toegang tot maatschappelijke voorzieningen
- Gebrek aan zelfvertrouwen
- Slechte gezondheid
- Schulden, eenzaamheid, ...

Slide 16 - Slide

Opdracht 2
Analfabetisme & laaggeletterdheid. Boek: Kijk op mensen, thema 20, opdracht 5 en 6.

We bespreken de opdracht klassikaal na. 
timer
20:00

Slide 17 - Slide

Praktische tips
> Check of je gevoel klopt:

 Stel hierbij zoveel mogelijk open vragen: Veel mensen hebben moeite met het lezen van moeilijke brieven, hoe is dat voor u?

> Pas je manier van praten aan:
Gebruik eenvoudige, alledaagse woorden die je cliënt ook gebruikt. Praat op een rustig tempo in korte zinnen en doseer de informatie die je geeft. Maak het evt. visueel.

> Maak het bespreekbaar, kijk samen naar b.v. een taalcursus. 




Slide 18 - Slide

Sociale ongelijkheid

Slide 19 - Slide

Sociale ongelijkheid omvat alle sociale verschillen en alle situaties waarin mensen een andere sociale positie innemen. 

Hoog/laag
Man/vrouw
Hetero/homo
Cultuur
etc. 

Slide 20 - Slide

Kansen ongelijkheid
Sociaal kapitaal: mensen met een hogere positie op de maatschappelijke ladder beschikken over meer sociale connecties die voordelen op kunnen leveren. Hier kunnen hun kinderen van profiteren. Bijvoorbeeld bij het vinden van een goede stageplek of baan.

Cultureel kapitaal: mensen met een hogere positie op de maatschappelijke ladder dragen vaker culturele competenties over aan hun kinderen, die aansluiten bij het onderwijs. Zoals taalvaardigheid en gerichtheid op lezen en schrijven. Hierdoor krijgen deze kinderen meer kans een hogere opleiding te volgen. Ook de culturele smaak, omgangsvormen, gewoonten en opvattingen die deze kinderen meekrijgen sluiten beter aan bij bepaalde (hogere) beroepsgroepen.

Economisch kapitaal: mensen met een hogere positie op de maatschappelijke ladder hebben meer bezit. Dit geven ze direct door aan hun kinderen, door een erfenis of schenkingen. Financiële middelen vergroten bovendien de opleidingskansen, omdat een studie bekostigd moet worden.

Slide 21 - Slide

Hoe kan laaggeletterdheid en kansongelijkheid leiden tot sociale uitsluiting?

Slide 22 - Open question

Lesdoelen
Aan het einde van de les:


1. Kun je de term klasse ongelijkheid/sociale ongelijkheid beschrijven;
2. Kun je aangeven wat de gevolgen zijn van laaggeletterdheid;
3. Kun je uitleggen hoe bovenstaande leidt tot sociale uitsluiting. 


Slide 23 - Slide

Vooruitblik
Huiswerk
-
 
Volgende week
Werkloosheid, Armoede en Schuldhulpverlening 


Slide 24 - Slide