NatuurkundeOveral Hfd 2 licht en beeld

Hst 2 Licht en beeld
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hst 2 Licht en beeld

Slide 1 - Slide

Grootte van een schaduw
Deze kan je berekenen met de volgende formule:
N = b/v

waarbij N = de vergroting
b = de afstand van de lichtbron tot de schaduw
v = de afstand vn de lichtbron tot het voorwerp

Slide 2 - Slide

Even rekenen: een vaas is 30 cm hoog.
de afstand van een lamp tot het scherm is 4,5 m
afstand van de lamp tot een vaas is 1,5 m.
Hoe hoog is de schaduw van de vaas?
A
60 cm
B
45 cm
C
90 cm
D
0,33 cm

Slide 3 - Quiz

Bij een zonsverduistering staat de maan
A
achter de aarde
B
tussen de zon en de aarde
C
achter de zon
D
er is geen maan

Slide 4 - Quiz

Bij een maansverduistering staat de maan
A
achter de aarde
B
tussen de zon en de aarde
C
achter de zon

Slide 5 - Quiz

Lenzen
Bolle lens:
  • positive lens
  • convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar                toe gebogen)
  • hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de              convergerende  werking: het brandpunt (F) komt dichter bij          de lens te  liggen

Slide 6 - Slide

verschil in sterkte bolle lenzen

Slide 7 - Slide

Oefenen met tekenen van een beeld gemaakt met een positieve lens

Slide 8 - Slide

Oefenen met tekenen van een beeld gemaakt met een positieve lens
Tekenregels:
De stralen vanaf de uiteinden van het voorwerp tekenen
  1. de straal midden door de lens gaat in de zelfde richting  verder.
  2. de straal loodrecht op de lens (evenwijdig aan de hoofdas)  gaat door het        brandpunt
  3. de straal door het brandpunt voor de lens gaat na de lens evenwijdig aan        de hoofdas verder.
  4. het beeld ontstaat daar waar de drie stralen elkaar kruisen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Tekenen van beeld bij een positieve lens

Slide 11 - Slide

Het oog
invallende lichtstraal in het oog:
passeert eerst hoornvlies
dan door pupil (zwarte gat midden in iris)
vervolgens door lens (positief)
lens en hoornvlies samen zorgen voor beeld op netvlies.

Slide 12 - Slide

iris en pupil
hoe meer licht er op het oog valt, hoe kleiner de pupil is. 
dit om netvlies te bechermen, te veel licht zorgt voor beschadiging van netvlies.

rode ogen bij foto maken: dit zijn de bloedvaten achter het netvlies. 
dubbele flits: bij eerste verkleind de iris, foto wordt gemaakt bij tweede flits

Slide 13 - Slide

accomoderen
beeld moet precies op netvlies komen om scherp te zien

voorwerp dichtbij: ooglens wordt boller = sterkere werking = beeld op netvlies

voorwerp verder weg = minder sterke werking = beeld op netvlies

Slide 14 - Slide

nabijheidspunt
die afstand van een voorwerp waarbij een beeld gevormd kan worden op het netvlies zonder dat het oog meot accomoderen.

jong persoon : omgeveer op 15 cm voor oog
oudere : lens kan minder goed accomoderen, dus nabijheidspunt licht verder weg, leesbril nodig (positieve lens). Hierdoor komt het nabijheidspunt weer dichterbij

Slide 15 - Slide

oogafwijkingen
Verziendheid: 
  • alleen in de verte kun je scherp zien
  • oogbol is te kort
  • beeld gevormd door ooglens ligt achter netvlies
  • met behulp van positieve bril kom beeld weer op netvlies
  • dit zorgt voor  weer scherp kunnen zien

Slide 16 - Slide

positieve (bolle) lens voor het oog

Slide 17 - Slide

oogafwijkingen
bijziendheid:
  • alleen dichtbij kun je scherp zien
  • oogbol is te lang
  • beeld gevormd door ooglens ligt voor netvlies
  • met behulp van negatieve bril kom beeld weer op netvlies
  • dit zorgt voor weer scherp kunnen zien

Slide 18 - Slide

negatieve (holle) lens voor het oog

Slide 19 - Slide

lenssterkte bepalen
  • als een bril nodig is met eerst de sterkte ervan worden                    bepaald.
  • brandpuntsafstand bepaald deze sterkte.
  • hoe kleiner de brandpuntsafstand hoe sterker de lens.
  • sterkte wordt weergegeven in dioptrie (dpt)

Slide 20 - Slide

berekenen lenssterkte:

Slide 21 - Slide

Sterkte van je bril

Slide 22 - Slide

S=f1
N=f1
f1=v1+b1
Om de verschillende afstanden te berekenen maakt je gebruik van de lenzenformule
De vergroting kun je berekenen met:
De sterkte van een lens kun je berekenen met:

                               Waarbij S in dioptrie staat en f in meters

Slide 23 - Slide

Je hebt een brandpuntsafstand van 35 mm en een voorwerpafstand van 20,2 cm en een beeldafstand van 53 mm. Is het beeld scherp?
2021+531=f1

Slide 24 - Slide

Maak Opdrachten 
par. 8

Slide 25 - Slide