2.5 Brillen en contactlenzen

Hst 2 Licht en beeld
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hst 2 Licht en beeld

Slide 1 - Slide

2.5 Brillen en contactlenzen
Deze les ga je meer leren over de toepassing van de lenzen. Waarom gebruiken we ze en wat doen ze met ons oog!

Slide 2 - Slide

Maak een foto van je huiswerk en upload die hier!

Slide 3 - Open question

Het oog

invallende lichtstraal in het oog:
passeert eerst hoornvlies
dan door pupil (zwarte gat midden in iris)
vervolgens door lens (positief)
lens en hoornvlies samen zorgen voor beeld op netvlies.

Slide 4 - Slide

Iris en pupil
Hoe meer licht er op het oog valt, hoe kleiner de pupil is. 
Dit om netvlies te bechermen, te veel licht zorgt voor beschadiging van netvlies.

Rode ogen bij foto maken: dit zijn de bloedvaten achter het netvlies. 
Dubbele flits: bij eerste verkleind de iris, foto wordt gemaakt bij tweede flits

Slide 5 - Slide

Werking van het oog

Slide 6 - Slide

Wat voor lens heeft je oog?
A
Bolle
B
Holle

Slide 7 - Quiz

Hoe komt het beeld op je netvlies terecht?
A
Rechtop
B
Op de kop
C
Scheef
D
Gespiegeld

Slide 8 - Quiz

Het beeld op je netvlies is op de kop en rechts en links zijn dus verwisseld. 

Slide 9 - Slide

Accomoderen
Beeld moet precies op netvlies komen om scherp te zien, om dit te doen accomodeert je oogbol. Je spieren spannen zich samen of ontspannen zich. 

Voorwerp dichtbij: ooglens wordt boller = sterkere werking = beeld op netvlies. Spieren spannen aan.

Voorwerp verder weg: ooglens wordt plat minder sterke werking = beeld op netvlies. Spieren ontspannen. 

Slide 10 - Slide

Nabijheidspunt
Die afstand van een voorwerp waarbij een beeld gevormd kan worden op het netvlies zonder dat het oog moet accomoderen.

Jong persoon : omgeveer op 15 cm voor oog
Oudere : lens kan minder goed accomoderen, dus nabijheidspunt licht verder weg, leesbril nodig (positieve lens). Hierdoor komt het nabijheidspunt weer dichterbij

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Bijziendheid

  • Alleen dichtbij kun je scherp zien
  • Oogbol is te lang
  • Beeld gevormd door ooglens ligt voor netvlies
  • Met behulp van negatieve bril kom beeld weer op netvlies
  • Dit zorgt voor weer scherp kunnen zien
Verziendheid

  • Alleen in de verte kun je scherp zien
  • Oogbol is te kort
  • Beeld gevormd door ooglens ligt achter netvlies
  • Met behulp van positieve bril kom beeld weer op netvlies
  • Dit zorgt voor  weer scherp kunnen zien
Aantekening!

Slide 13 - Slide

positieve (bolle) lens voor het oog

Slide 14 - Slide

negatieve (holle) lens voor het oog

Slide 15 - Slide

Lenssterkte bepalen
  • Als een bril nodig is met eerst de sterkte ervan worden         bepaald.
  • Brandpuntsafstand bepaald deze sterkte.
  • Hoe kleiner de brandpuntsafstand hoe sterker de lens.
  • Sterkte wordt weergegeven in dioptrie (dpt)

Slide 16 - Slide

Berekenen lenssterkte:

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Hoe kun je oogafwijkingen verhelpen?

Slide 19 - Open question

Iemand ziet veraf slecht, wat voor afwijking heeft deze persoon dan?
A
Verziend
B
Oudziend
C
Bijziend
D
Geen

Slide 20 - Quiz

De brandpuntsafstand van een lens is 2 meter. Wat is de sterkte van deze lens?
A
2 dpt
B
5 dpt
C
0,5 dpt
D
0,2 dpt

Slide 21 - Quiz

De sterkte van een lens is +4 dpt, wat is de brandpuntsafstand?
A
25 meter
B
250 centimeter
C
25 decimeter
D
25 centimeter

Slide 22 - Quiz

En nu?
Maak de opdrachten in je werkboek! 

Slide 23 - Slide