Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4 meervoud

Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4  meervoud
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4  meervoud

Slide 1 - Slide

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 220 - 221)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Slide

Wat we doen:
  • Doelstelling cursus 7 paragraaf 4
  • Uitleg meervoud 
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Slide

Doelstellingen:
  • Je leert meervoud spellen.

Slide 4 - Slide

Wat is meervoud?

Slide 5 - Open question

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 6 - Open question

Wat is het meervoud van lamp?

Slide 7 - Open question

Wat is het meervoud van boom?

Slide 8 - Open question

Wat is meervoud van doos?

Slide 9 - Open question

Wat is meervoud van larf?

Slide 10 - Open question

Wat is meervoud van bok?

Slide 11 - Open question

Wat is meervoud van pad?

Slide 12 - Open question

Wat is meervoud van aardappel?

Slide 13 - Open question

Meervoud
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.


Zo maak je een meervoud
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; schrift → schriften; kerel → kerels; wielrenner → wielrenners.


Let op: soms moet je daarnaast nog
  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis → paleizen.
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.





Slide 14 - Slide

Uitzondering!
Er zijn ook woorden waarbij het in meervoud allebei kan: -s of -en

aardappel - aardappels of aardappelen. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Aan de slag!
Online:  opdracht 1 t/m 5
Boek: opdracht 1 t/m 3 (blz. 220 en 221 )

Klaar? 
Ga naar de docent met je werk. 
Je ontvangt een oefentoets voor onderdeel 3:
- Oefentoets; synoniem, omschrijving, voorbeeld.
- Oefentoets; onregelmatige werkwoorden
-Oefentoets; onderwerp



timer
12:00

Slide 17 - Slide

Op welke manier maak je meervoud van zelfstandige naamwoorden?

Slide 18 - Open question

Zet de woorden in het meervoud. 
Kies uit -s of -en
-s
-en
vogel
bank
aardappel
huisje
penalty
tand
training
file
kaartje
horloge
wand
vorm

Slide 19 - Drag question

Wat is het meervoud boot?
A
boots
B
boten
C
booten

Slide 20 - Quiz

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
lamp
A
-s
B
-en

Slide 21 - Quiz

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
thriller
A
-s
B
-en

Slide 22 - Quiz

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Waarom vind je dat?

Slide 24 - Open question

Vragen?

Slide 25 - Open question

Slide 26 - Slide