10.3 Paradigma's over sociale ongelijkheid

1 / 20
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat was de definitie van sociale ongelijkheid ook alweer. (Tip: hij bestond uit drie delen)

Slide 5 - Open question

Mensen met een Nederlands klinkende naam worden sneller aangenomen dan mensen met een niet-Nederlandse naam.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 6 - Quiz

De ene student doet met gemak universiteit. De ander haalt met heel veel moeite een mbo-opleiding.
Dit is ongelijkheid op het gebied van:
A
Macht
B
Bezit
C
Status

Slide 7 - Quiz

Een vrouw wordt in één klap rijk door een erfenis van een opa.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 8 - Quiz

Een advocate pleegde fraude en kreeg direct ontslag
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 9 - Quiz

Een moeder die stopt met werken wordt al snel gezien als 'soft'.
A
Positieverwerving
B
Positietoewijzing

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welk paradigma?
Een goed verzorgd iemand wordt eerder aangenomen, terwijl het niks zegt over haar/zijn kwaliteiten.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 17 - Quiz

Welk paradigma?
Als je in een arm gezin geboren wordt, wordt het heel lastig om daaruit op te klimmen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 18 - Quiz

Welk paradigma?
Iemand begint een eigen bedrijf. Dat mislukt en nu zit ze in de bijstand. Dat is het risico nu eenmaal.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 19 - Quiz

Welk paradigma?
Het is logisch om laagbetaalde en ongeschoolde migranten toe te laten in Nederland om bepaald werk te doen.
A
Functionalisme
B
Conflict
C
Sociaalconstructivisme
D
Rationele actor

Slide 20 - Quiz