Nederlands Bijles Kaleb 27/03/2022

'Iets veilen’ betekent
A
iets minder scherp maken
B
iets opbouwen
C
ergens over nadenken
D
iets verkopen in het openbaar
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

'Iets veilen’ betekent
A
iets minder scherp maken
B
iets opbouwen
C
ergens over nadenken
D
iets verkopen in het openbaar

Slide 1 - Quiz

'Iets vijlen’ betekent
A
iets minder scherp maken
B
ergens over nadenken
C
iets verkopen
D
iets opbouwen

Slide 2 - Quiz

‘failliet zijn’ betekent:
A
geen geld meer hebben om te kunnen blijven bestaan
B
geen mensen meer hebben om een bedrijf te kunnen runnen
C
geen directeur meer hebben
D
geen zin meer hebben om iets te doen

Slide 3 - Quiz

Wat betekent belemmeren?
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn

Slide 4 - Quiz

wat is het tegenovergestelde van 'overeenkomst'?
A
achteruitgang
B
waterkoker
C
verschil

Slide 5 - Quiz

Wat is een synoniem voor begrijpen?
A
onduidelijk
B
doorhebben
C
afkeer
D
uiteraard

Slide 6 - Quiz

Wat betekent 'circa'?
A
ongeveer
B
maakte af
C
tijdperk
D
begin/opening

Slide 7 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
In 2002 kwam hij naar Rotterdam
B
In 2002 hij kwam naar Rotterdam

Slide 8 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Toen ons elftal won, wij begonnen allemaal te juichen
B
Toen ons elftal won, begonnen wij allemaal te juichen

Slide 9 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?

A
Er zijn drie medewerkers ziek. Daardoor wij zijn druk
B
Er zijn drie medewerkers ziek. Daardoor zijn wij druk

Slide 10 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Meneer Jansen trakteert vandaag, want is hij jarig
B
Meneer Jansen trakteert vandaag, want hij is jarig

Slide 11 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Nadat ik me heb gedoucht, ga ik ontbijten
B
Nadat ik me heb gedoucht, ik ga ontbijten

Slide 12 - Quiz

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa piano speelt
B
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa speelt piano

Slide 13 - Quiz

Welke woordvolgorde klopt?
A
Door het ongeluk ze is van haar paard gevallen
B
Door het ongeluk is ze van haar paard gevallen

Slide 14 - Quiz

Welke woordvolgorde klopt?
A
Als we gaan skiën, doe ik altijd mijn helm op
B
Als we gaan skiën, ik doe altijd mijn helm op

Slide 15 - Quiz