les 3

Wat weten we nog?

Bedrijfskosten

Afschrijvingen

Vast % van de boekwaarde

Vast % van de aanschafwaarde

1 / 18

Slide 1: Slide

Economie en OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat weten we nog?

Bedrijfskosten

Afschrijvingen

Vast % van de boekwaarde

Vast % van de aanschafwaarde

Slide 1 - Slide

De aanschaf waarde van de machine is €90.000 de rest waarde is €10.000 de machine gaat 4 jaar mee. Wat is de afschrijving per jaar?

€10.000

€20.000

€25.000

€5.000

Slide 2 - Quiz

De aanschafwaarde is €200.000 het afschrijvingspercentage is 33%, de machine gaat 3 jaar mee, wat is de restwaarde? Laat je antwoord zien met een berekening

Slide 3 - Open question

Bereken de nettowinst

De omzet is €400.000

De bedrijfskosten zijn €140.000

De inkopen waren 40% van de omzet

Slide 4 - Slide

Bereken de nettowinst

De omzet: €400.000

De inkoopkosten:

Slide 5 - Slide

Bereken de nettowinst

De omzet: €400.000

De inkoopkosten: €400.000/100*40= 160.000

De brutowinst:

Slide 6 - Slide

Bereken de nettowinst

De omzet: €400.000

De inkoopkosten: €400.000/100*40= 160.000

De brutowinst: €400.000-160.000= €240.000

De bedrijfskosten zijn:

Slide 7 - Slide

Bereken de nettowinst

De omzet: €400.000

De inkoopkosten: €400.000/100*40= 160.000

De brutowinst: €400.000-160.000= €240.000

De bedrijfskosten zijn: €140.000

De nettowinst is:

Slide 8 - Slide

Bereken de nettowinst

De omzet: €400.000

De inkoopkosten: €400.000/100*40= 160.000

De brutowinst: €400.000-160.000= €240.000

De bedrijfskosten zijn: €140.000

De nettowinst is: €240.000-140.000= €100.000

Slide 9 - Slide

Even een voorbeeld

Om een stoel te maken is iemand 4 uur bezig. Per uur verdient hij 25 euro. De materialen voor de stoel kosten 20 euro. Wat zijn de directe kosten van de stoel?

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige opslagmethode

Directe kosten: Alle kosten bij elkaar op, zoals materialen en gewerkte uren.

Indirecte kosten: Totale indirecte kosten*100

Totale directe kosten

Slide 11 - Slide

Directe kosten

Om een stoel te maken is iemand 4 uur bezig. Per uur verdient hij 25 euro. De materialen voor de stoel kosten 20 euro. Wat zijn de directe kosten van de stoel?

Loon: 4*25= €100

Materiaal: €20 +

Totale directe kosten: €120

Slide 12 - Slide

Dan de indirecte kosten

Indirecte kosten: Totale indirecte kosten*100

Totale directe kosten

Slide 13 - Slide

Indirecte kosten

De totale indirecte kosten van het bedrijf zijn: €40.000

De totale directe kosten van het bedrijf zijn: €300.000

Bereken de opslag percentage

Slide 14 - Slide

Indirecte kosten/ opslag percentage

40.000*100= 13,33%

300.000

Slide 15 - Slide

Dan komen we bij de kostprijs

Directe kosten + indirecte kosten percentage= kostprijs

Directe kosten

Indirecte kosten

Kostprijs

Slide 16 - Slide

Kostprijs berekenen

Directe kosten

€120

100%

Indirecte kosten

€16,00

13,33%

Kostprijs

€136,00

113,33

Slide 17 - Slide

Jullie mogen nu aan de slag

Maak de opdrachten tot en met 6,15 mocht je klaar zijn, kun je bezig met de begrippenlijst

Succes

Slide 18 - Slide

les 3

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

More lessons like this

6.3 Hoe maak je winst?

5.4 Wat houd je over?

leerjaar 4 Economie Hst 3 les 1

leerjaar 4 Economie Hst 3 paragraaf 2

4B 1 Werken voor de winst

Les 7 Paragraaf 5.4

HF6_Administratie (winstberekeningen)

G6 BE27