Pincode 6.2 GL 3

H1 Werken voor de winst
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1 Werken voor de winst

Slide 1 - Slide

Wat is winst?
A
De prijs die klanten je betalen
B
de kosten die je hebt
C
De opbrengst min de kosten

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Wat is de brutowinstopslag?
A
De inkoopprijs.
B
Het verlies.
C
Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt.
D
Het hele bedrag dat de klant moet betalen voor het product.

Slide 4 - Quiz


Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55.
Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25

Slide 5 - Quiz

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55.
Je rekent 75% brutowinstopslag.
Bereken de verkoopprijs
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25

Slide 6 - Quiz

Consumentenprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag+ BTW
Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 55.
Je rekent 75% brutowinstopslag. De BTW is 21%
Bereken de consumentenprijs
A
€ 96,25
B
€ 13,75
C
€ 41,25
D
€ 116,46

Slide 7 - Quiz


Voor je boekenwinkel koop je een boek in voor € 9 Je rekent 50% brutowinstopslag.
Bereken het bedrag van de brutowinstopslag
A
€ 6,-
B
€ 3,-
C
€ 4,50
D
€ 9,-

Slide 8 - Quiz

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voor je boekenwinkel koop je een boek in voor € 9 Je rekent 100% brutowinstopslag.
Bereken de verkoopprijs
A
€ 9,-
B
€ 13,50
C
€ 6,-
D
€18,-

Slide 9 - Quiz

Consumentenprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag+ BTW
Voor je boekenwinkel koop je een boek in voor € 9
Je rekent 100% brutowinstopslag.
Bereken de consumentenprijs
A
€ 9,-
B
€ 18,-
C
€ 19,62
D
€21,78

Slide 10 - Quiz

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Winst
D
Winst x Verkoopprijs

Slide 11 - Quiz

Fietswinkel Spakenburg heeft een brutowinst van € 468.000 per jaar.
De bedrijfskosten zijn € 350.000 per jaar.
Wat is zijn nettoresultaat?
A
€ 118.000 nettoverlies
B
€ 118.000 nettowinst
C
€ 108.000 nettoverlies
D
€ 108.000 nettowinst

Slide 12 - Quiz

Brutowinst - ….. = nettoresultaat
A
Omzet
B
Inkoopwaarde
C
Bedrijfskosten
D
Nettowinst

Slide 13 - Quiz

Ida en Wytze hebben een camping. Deze zomer haalden ze een brutowinst van € 59.780.
De bedrijfskosten waren € 59.912. Wat is het nettoresultaat? Kies het juiste antwoord.
A
€ 132; nettoverlies
B
€ 132; nettowinst
C
€ 119.692; nettoverlies
D
€ 119.692; nettowinst

Slide 14 - Quiz

Omzet = 1200,-
Brutowinst = 900,-
Inkoopwaarde omzet = ...
A
500,-
B
299,99,-
C
Geen idee
D
300,-

Slide 15 - Quiz

Brutowinst =
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 16 - Quiz

Omzet=...
Afzet=...
A
Omzet=aantal stuks Afzet=aantal x de prijs
B
Omzet=aantal stuks x de prijs Afzet = aantal stuks

Slide 17 - Quiz

De brutowinst is 40% van de omzet. De inkoopwaarde v.d. omzet is €600,-
Hoeveel is de omzet?
A
€1000,-
B
€240,-
C
€360,-
D
€550,-

Slide 18 - Quiz