Lesson Eight A Theme 4

1 / 35
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



  • Taking the register (roll call)
  • What do you need?
  • Learning goals
  • Time for answers
  • New Grammar: present simple



  • Let's get down to work (exercises)
  • Time for answers
  • Homework

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

iPad      workbook      binder          pen         airpods
                       B                              and pencil

Slide 4 - Slide

  • Je kunt informatie interpreteren, analyseren en samenvoegen.
  • Je kunt om verduidelijking vragen, eventueel met hulp van gebaren.
  • Je kunt eenvoudige alledaagse beleefdheidsvormen gebruiken om anderen te begroeten en aan te spreken.
  • Je kunt dingen vragen en eenvoudige transacties doen in openbare gelegenheden.
  • Je kunt begrijpen wat rechtstreeks tot jou wordt gezegd in eenvoudige alledaagse conversatie.
  • Je kunt een verhaal vertellen of iets beschrijven.





Slide 5 - Slide

present
simple

Slide 6 - Slide

bevestigen
(+)

Slide 7 - Slide

Present simple (+)
Gebruik: 
  • tegenwoordige tijd
  •  - feiten
  •  - gewoontes
Vorm: 
  • hele werkwoord
  • > LET OP DE SHIT REGEL (She, He, IT)
  • > he, she, it = hele werkwoord +s (sing-sings)
  • > he, she, it = hele werkwoord +es bij s-klank (watch-watches)
  • > he, she , it = hele werkwoord +es bij o op het eind (go-goes)

Slide 8 - Slide

vragen (?)
&
ontkennen (-)

Slide 9 - Slide

Present simple (?/-)
Vragen: 
  • Do ... + werkwoord ... ? (I, you, we, you, they)
  • Does ... + werkwoord ... ? (he , she, it)

Ontkennen: 
  • ... don't + werkwoord ... . (I, you, we, you, they)
  • ... doesn't + werkwoord ... . (he , she, it)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

some any

Slide 12 - Slide

some & any
Betekenis: 
  • enige
  • enkele
  • wat
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)                                                

Slide 13 - Slide

some & any
Gebruik:
  • some: bevestigende zinnen
  • some: vraag/verzoek waarop je 'ja' verwacht.
  • any: ontkennende zinnen (not)
  • any: vraag/verzoek, maar je weet niet wat de ander               gaat zeggen.

                                                 

Slide 14 - Slide


Is mijn uitleg duidelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Slide 16 - Slide

Mister Sebel, I have ... questions.
A
some
B
any

Slide 17 - Quiz

Are there ... questions?
A
some
B
any

Slide 18 - Quiz

Would you like ... tea?
A
some
B
any

Slide 19 - Quiz

I have got ... interesting magazines.
A
some
B
any

Slide 20 - Quiz

I can't go, I haven't got ... money?*
A
some
B
any

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Lesson 4: Speaking
Study: present simple

Do: Exercise 50, page 38, Workbook B            
       Klik hier voor extra uitleg

Slide 25 - Slide

Lesson 4: Speaking
Study: some & any

Do: Exercise 52, page 39, Workbook B            
     

Slide 26 - Slide

Lesson 4: Speaking
Study: aanwijzende voornaamwoorden
            (this, that, these, those)

Do: Exercise 54, page 39, Workbook B            
     

Slide 27 - Slide


Answers exercise 50+52+54

Slide 28 - Open question


- Raise your hand in Teams

- Copy your homework

- Wait for your teacher to respond


      

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Exercise 52 (page 39)
  1. some
  2. any (je weet niet wat de ander gaat antwoorden)
  3. any (aren't = ontkenning)
  4. some
  5. Some
  6. any (haven't = ontkenning)
  7. some
  8. some

Slide 31 - Slide

Exercise 54 (page 39)
  • 1. That (1 > verweg)
  • 2. This (1 > dichtbij)
  • 3. those (meer > verweg)
  • 4.1. These (meer > dichtbij)
  • 4.2. this (1 > dichtbij)
  • 5. these (meer > dichtbij)
  • 6. these (meer > dichtbij)
  • 7. (1 > verweg)                               

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Leren:
- vocab 4.1+4.2, page 134, Workbook B
- vocab 4.3+4.4, page 135, Workbook B
- phrases writing, page 136, Workbook B
- gebiedende wijs       
- aanwijzende voornaamwoorden
- object pronouns       
- can + infinitive
- present simple

Slide 34 - Slide

Thanks for your attention

Slide 35 - Slide