Breuken

Fase 2

Fase 2.2 A

weekritme 2 blok 2

Domein:

Rekenen

Breuken les 1

1 / 24

Slide 1: Slide

RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Lesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Fase 2

Fase 2.2 A

weekritme 2 blok 2

Domein:

Rekenen

Breuken les 1

Slide 1 - Slide

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 2 - Slide

Breuken

1/2 deel

3/8 deel

5/6 deel

1/4 deel

Slide 3 - Drag question

Breuken bestaan uit...

Boven en onder

Teller en noemer

Naam en achternaam

Vier cijfers

Slide 4 - Quiz

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

Slide 5 - Slide

Het getal 4 is de ... van de breuk.

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 5 ​}

Teller

Noemer

Slide 6 - Quiz

Het getal 4 is de ... van de breuk.

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

Teller

Noemer

Slide 7 - Quiz

Het getal 2 is de ... van de breuk.

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 2 ​}

Teller

Noemer

Slide 8 - Quiz

Het getal 15 is de ... van de breuk.

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 5 ​}

Teller

Noemer

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Van groot naar klein

Als je goed kijkt zie je dat 1/2e groter

is dan 1/4e. Dat werkt dus andersom.

Als je honger hebt, heb je liever

1/2e van de pizza dan 1/4e.......

Slide 11 - Slide

is groter dan

waar

niet waar

Slide 12 - Quiz

is groter dan

waar

niet waar

Slide 13 - Quiz

is groter dan

waar

niet waar

Slide 14 - Quiz

Alleen de teller wordt bij elkaar opgeteld.

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 5 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 5 ​} = \frac{​ 3 ​ ​}{​ 5 ​}

De noemers zijn gelijk, namelijk 5.

Hier verandert niks aan.

Slide 15 - Slide

Pizza eten

Stel je hebt een pizza verdeeld in 4 stukken.

Je eet 1 van de 4 op.

Maar....je hebt nog honger en je eet nog 2 van de 4 stukken op. Dan heb je dus 3 van de 4 stukken op!!!!!

Kijk maar naar het plaatje. De noemer blijft hetzelfde!!

Slide 16 - Slide

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 4 ​} + \frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} =

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 6 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 6 ​} =

\frac{​ 1 2 ​ ​}{​ 2 0 ​} + \frac{​ 4 ​ ​}{​ 2 0 ​} =

\frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​} + \frac{​ 2 ​ ​}{​ 8 ​} =

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 4 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 6 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 2 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 8 ​}

\frac{​ 1 6 ​ ​}{​ 4 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 6 ​}

\frac{​ 5 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 3 ​ ​}{​ 1 2 ​}

Slide 17 - Drag question

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 0 ​} - \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 0 ​} =

\frac{​ 1 5 ​ ​}{​ 2 0 ​} - \frac{​ 9 ​ ​}{​ 2 0 ​} =

\frac{​ 9 ​ ​}{​ 1 2 ​} - \frac{​ 2 ​ ​}{​ 1 2 ​} =

\frac{​ 1 4 ​ ​}{​ 1 6 ​} - \frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 6 ​} =

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 6 ​ ​}{​ 2 0 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 2 ​}

\frac{​ 8 ​ ​}{​ 1 6 ​}

\frac{​ 7 ​ ​}{​ 1 0 ​}

\frac{​ 4 ​ ​}{​ 1 6 ​}

6

7

8

Slide 18 - Drag question

Andere namen die hetzelfde betekenen..

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Andere namen die hetzelfde betekenen...

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Als er staat dat een spijkerbroek 50%
korting heeft is dat hetzelfde las

een vierde

een tweede

een tiende

een vijfde

Slide 23 - Quiz

van de taart is voor jou.
Hoe kun je dat ook zeggen?

de helft

een tiende

een hele

een kwart

Slide 24 - Quiz

Breuken

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Drag question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Quiz

More lessons like this

Breuken

Breuken

Breuken (optellen)

Breuken

Breuken

Breuken deel 2

Breuken

Breuken