This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Wat is criminaliteit?
A
Asociaal gedrag.
B
Alle overtredingen die in de wet staan.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Strafbare feiten die minder erg zijn.
Slide 1 - Quiz
Als je kijkt naar de persoonlijke kenmerken van mensen die criminaliteit plegen, dan komt criminaliteit vaker voor bij:....
A
vrouwen tussen de 18 en 21 jaar.
B
schooluitvallers.
C
bejaarden.
D
jongeren met een bijbaantje.
Slide 2 - Quiz
Wat is een voorbeeld van tijdgebonden criminaliteit?
A
Cafés mogen na 12 uur 's nachts geen bezoekers meer binnenlaten
B
Homoseksualiteit is strafbaar in Iran, maar niet in Nederland
C
De rechter mag voor diefstal maximaal 4 jaar gevangenisstraf opleggen
D
Overspel is niet langer strafbaar voor de wet
Slide 3 - Quiz
Wie zijn NIET oververtegenwoordigd in de criminaliteit?
A
jongens/mannen
B
inwoners van grotere steden
C
mensen met een niet-westerse achtergrond
D
inwoners van kleinere steden en dorpen
Slide 4 - Quiz
Criminaliteit of niet? Fietsen zonder licht
A
crimineel
B
niet crimineel
Slide 5 - Quiz
wie plegen meer criminaliteit?
A
Mensen in de stad
B
Mensen in een dorp
Slide 6 - Quiz
Wat is een risicofactor bij criminaliteit?
A
Groepsdruk
B
Slechte opvoeding
C
Allen zijn risicofactoren
D
Psychologische stoornissen
Slide 7 - Quiz
Het plegen van een overval is criminaliteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Een voorbeeld van veelvoorkomende criminaliteit is
A
Zakkenrollers
B
Heling
C
Fietsendiefstal
D
moord
Slide 9 - Quiz
Criminaliteit of niet? Een scooter stelen
A
crimineel
B
niet crimineel
Slide 10 - Quiz
Georganiseerde criminaliteit
A
Fietsendiefstal
B
Mensenhandel
Slide 11 - Quiz
Door rood rijden is criminaliteit
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Welke criminaliteitstheorie verklaart het beste dat jongeren uit bepaalde ‘slechte’ buurten meer met de politie in aanraking komen?
A
De aangeleerd gedragstheorie
B
De etikettentheorie.
C
De bindingstheorie.
D
De anomietheorie.
Slide 13 - Quiz
De wereld is niet eerlijk; sommige kinderen krijgen meer kansen dan anderen op geluk in het leven.
A
Gelegenheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Anomietheorie
D
Etiketteringstheorie
Slide 14 - Quiz
Welke theorie herken je? “ […] Ik ben voor mijn laatste straf vier maal moeten verschijnen maar acht maal veroordeeld. Vier maal door de rechtbank en vier maal door de pers. Zodat het kleinste kind in ’t stadje waar ik vandaan kom met de vinger na kan wijzen.” Bron: Rijksen, 1961, p. 39.
A
Bindingstheorie.
B
Anomietheorie.
C
Etikketeringstheorie.
Slide 15 - Quiz
Een meisje wilde heel graag haar diploma halen, net als haar vriendinnen. Haar ouders zouden het haar niet in dank afnemen als ze zou zakken voor haar examen. Ze voelde veel druk, maar dacht dat ze het wiskunde examen nooit zelf ging halen. Daarom liet ze haar tweelingzus gaan, die wel goed was in wiskunde.
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 16 - Quiz
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen. Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie
Slide 17 - Quiz
Een Hells Angels wordt vaak argwanend aangekeken. Vervolgens doet hij zijn eerste criminele misstap.
A
Bindingstheorie
B
Neutraliseringstheorie
C
Anomietheorie
D
Etikkettentheorie
Slide 18 - Quiz
Joop zijn vrouw is bij hem weggegaan omdat hij werkloos is geworden. Hij gebruikt nu drugs overdag en "klust bij in de avond".
(Theorie?)
A
Anomietheorie
B
Bindingstheorie
Slide 19 - Quiz
Een groepje jongeren kwam bij een afgelegen viaduct waar al wat graffiti op de muur stond. Ze keken eens om zich heen en zagen niemand. Toen besloten ze om hun graffiti bussen te pakken en op het viaduct te spuiten.
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 20 - Quiz
In veel sportcentra staat een melding in de kleedkamers: "De directie is niet aansprakelijk voor diefstal of verdwijning van uw spullen".
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 21 - Quiz
Bureau Halt verzorgt alternatieven tegen straffen door politie en justitie om te voorkomen dat jongeren na een eerste wetsovertreding al het stempeltje 'crimineel' opgeplakt krijgen.
A
Gelegenheidstheorie
B
Anomietheorie
C
Bindingstheorie
D
Ettiketeringstheorie
Slide 22 - Quiz
Als de baten hoger zijn dan de kosten is de kans groter dat iemand crimineel gedrag laat zien
A
Anomietheorie
B
Bindingstheorie
C
Gelegenheidstheorie
D
Etikketeringstheorie
Slide 23 - Quiz
Overtreding of misdrijf? Je sloopt een bushokje.
A
overtreding
B
misdrijf
Slide 24 - Quiz
Overtreding of misdrijf? Je vervoert drugs.
A
overtreding
B
misdrijf
Slide 25 - Quiz
Vals ID gebruiken Overtreding of misdrijf?
A
Overtreding
B
Misdrijf
Slide 26 - Quiz
Wat zijn GEEN voorbeelden van materiële gevolgen?
A
De kosten die je krijgt omdat je naar het ziekenhuis moet
B
De kosten voor bestrijding van criminaliteit
C
Gevoelens van angst en onveiligheid
D
Verdwijning van het besef dat regels nageleefd moeten worden.
Slide 27 - Quiz
Je durft niet meer alleen over straat en je hebt 's nachts nachtmerries
A
Materiële gevolgen
B
Niet-materiële gevolgen
Slide 28 - Quiz
Een juwelier wordt overvallen wat zijn de materiele gevolgen?
A
nachtmerries
B
nieuwe beveiligingscamera's ophangen
C
nieuwe sieraden bestellen
D
medewerkers durven niet meer te werken
Slide 29 - Quiz
Erik wordt betrapt op het stelen van een blikje Red Bull. ''Iedereen heeft dit wel eens gedaan, dus het is niet erg''.
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie
Slide 30 - Quiz
Welke theorie is op dit voorbeeld van toepassing: "Thijs vond de sleutel van een Tesla op straat, deze bleek van de auto naast hem te zijn. Hij ging er meteen in vandoor"
A
Rationele keuze theorie
B
Neutraliseringstheorie
Slide 31 - Quiz
Je ontkent je verantwoordelijk en eventuele schuldgevoelens.