This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Toets grammatica zinsdelen H1 t/m 6
Slide 1 - Slide
Je krijgt nu eerst een aantal vragen over de theorie.
Succes!
Slide 2 - Slide
Je krijgt nu een aantal beweringen te zien. Geef aan of de beweringen waar of niet waar zijn.
Slide 3 - Slide
1. Geef aan of onderstaande bewering waar of niet waar is.
Als je van een zin een vraagzin maakt, komt de persoonsvorm vooraan in de zin te staan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
2. Geef aan of onderstaande bewering waar of niet waar is.
Je kunt de persoonsvorm van een zin vinden door het getal (dus: van enkelvoud naar meervoud of andersom) te veranderen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
3. Geef aan of onderstaande bewering waar of niet waar is.
Een zinsdeel bestaat altijd uit meerdere woorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
4. Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
Aan/Voor wie + persoonsvorm + onderwerp?
B
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
C
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
D
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + lijdend voorwerp?
Slide 7 - Quiz
5. Welk woord is geen bijwoordelijke bepaling?
A
misschien
B
naar
C
niet
D
waarschijnlijk
Slide 8 - Quiz
6. Welke vraag stel om je het lijdend voorwerp van een zin te bepalen?
Slide 9 - Open question
Bedenk bij de volgende twee zinnen (vraag 7 en 8) nog een andere zin door de woordvolgorde te veranderen. De betekenis van de zin moet gelijk blijven. Je mag geen woorden toevoegen of weglaten.
Slide 10 - Slide
7. Bedenk bij onderstaande zin nog een andere zin door de woordvolgorde te veranderen. De betekenis van de zin moet gelijk blijven. Je mag geen woorden toevoegen of weglaten.
Bitterballen had hij nog nooit gegeten.
Slide 11 - Open question
8. Bedenk bij onderstaande zin nog een andere zin door de woordvolgorde te veranderen. De betekenis van de zin moet gelijk blijven. Je mag geen woorden toevoegen of weglaten.
Ajax versloeg FC Twente in de bekerwedstrijd.
Slide 12 - Open question
Nu volgen er twee meerkeuzevragen (vraag 6 en 7) over zinsdeelstreepjes.
Slide 13 - Slide
9. Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Ik / had / mijn tennisschoenen / per ongeluk / niet / in mijn sporttas / gestopt.
B
Ik / had / mijn tennisschoenen per ongeluk / niet / in mijn sporttas / gestopt.
C
Ik / had / mijn tennisschoenen per ongeluk / niet in mijn sporttas gestopt.
D
Ik / had / mijn tennisschoenen / per ongeluk niet / in mijn sporttas gestopt.
Slide 14 - Quiz
10. Welke verdeling in zinsdelen is juist?
A
Op de rommelmarkt / in Beverwijk / kocht / Simone een blauwe bloempot.
B
Op de rommelmarkt / in Beverwijk / kocht / Simone / een blauwe bloempot.
C
Op de rommelmarkt in Beverwijk / kocht / Simone een blauwe bloempot.
D
Op de rommelmarkt in Beverwijk / kocht / Simone / een blauwe bloempot.
Slide 15 - Quiz
Nu volgen er een aantal vragen waarbij je de kennis moet toepassen.
Er volgt eerst een voorbeeld om te laten zien hoe je antwoord moet geven.
Slide 16 - Slide
Voorbeeld: Op welk eiland heeft Nelson Mandela tot zijn vrijlating in 1960 vastgezeten?
pv = heeft
ow = Nelson Madela
wg = heeft vastgezeten
lv = -
mv = -
bwb = Op welk eiland
bwb = tot zijn vrijlating in 1960
Slide 17 - Slide
11. Vul van onderstaande zin pv, ow, wg, lv, mv en bwb in. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje '-' (dus bijvoorbeeld: bwb = -).
Naar welk eiland werd Napoleon na zijn nederlaag verbannen?
Slide 18 - Open question
12. Vul van onderstaande zin pv, ow, wg, lv, mv en bwb in. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje '-' (dus bijvoorbeeld: bwb = -).
De chirurg sprak de patiënt voor de operatie vol medeleven toe.
Slide 19 - Open question
13. Vul van onderstaande zin pv, ow, wg, lv, mv en bwb in. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje '-' (dus bijvoorbeeld: bwb = -).
Vanwege leegloop biedt Zeeuws-Vlaanderen mensen uit de Randstad voldoende woonruimte.
Slide 20 - Open question
14. Vul van onderstaande zin pv, ow, wg, lv, mv en bwb in. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje '-' (dus bijvoorbeeld: bwb = -).
Mijn lieve tante stuur ik iedere vakantie een ansichtkaart.
Slide 21 - Open question
15. Vul van onderstaande zin pv, ow, wg, lv, mv en bwb in. Staat een zinsdeel niet in de zin? Zet dan een streepje '-' (dus bijvoorbeeld: bwb = -).
Met behulp van röntgenfoto’s kunnen artsen een breuk vaststellen.
Slide 22 - Open question
Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb) uit de volgende zinnen (vraag 10, 11 en 12). Zet een streepje (-) als er geen bijwoordelijke bepaling in de zin zit.
Slide 23 - Slide
16. Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb) uit onderstaande zin. Zet een streepje (dus: bwb = -) als er geen bijwoordelijke bepaling in de zin zit.
Waarom loopt die stoet straks door de stad?
Slide 24 - Open question
17. Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb) uit onderstaande zin. Zet een streepje (dus: bwb = -) als er geen bijwoordelijke bepaling in de zin zit.
Voor de training moet iedereen een warming-up doen.
Slide 25 - Open question
18. Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb) uit onderstaande zin. Zet een streepje (dus: bwb = -) als er geen bijwoordelijke bepaling in de zin zit.
Wie wil mijn kinderpostzegels kopen?
Slide 26 - Open question
19. Noteer de bijwoordelijke bepaling(en) (bwb) uit onderstaande zin. Zet een streepje (dus: bwb = -) als er geen bijwoordelijke bepaling in de zin zit.
Vanuit de bergen stroomt smeltwater naar de bergmeren.
Slide 27 - Open question
Voeg aan de volgende zin (vraag 13) twee bijwoordelijke bepalingen toe. Je mag de zinsvolgorde niet veranderen.
Slide 28 - Slide
20. Voeg aan onderstaande zin twee bijwoordelijke bepalingen toe. Je mag de zinsvolgorde niet veranderen. Je moet de hele zin overnemen!
Onze buurvrouw is gestruikeld.
Slide 29 - Open question
21. Maak een zin met de volgende zinsdelen in de aangegeven volgorde:
ow – pv/wg – bwb – bwb
Slide 30 - Open question
22. Maak een zin met de volgende zinsdelen in de aangegeven volgorde: ow – pv/wg – lv – bwb – bwb – rest wg.