V1 Schrijfvaardigheid 25 en 26

Welkom V1AT
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V1AT

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Herhaling schrijfvaardigheid 40 en 41
  3. Schrijfvaardigheid 25 en 26
  4. Huiswerkopdracht: formatieve schrijfopdracht
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Hoe is een tekst opgebouwd? Wat is de vaste indeling van een tekst?

Slide 4 - Mind map

Wat is het doel van de inleiding van een tekst?
A
de aandacht van de lezer trekken en het onderwerp introduceren
B
uitleggen waarom de tekst is geschreven
C
de lezer gunstig stemmen
D
vertellen wat je verder in de tekst kunt verwachten

Slide 5 - Quiz

Wat is het doel van het middenstuk/de kern van een tekst?
A
het middenstuk heeft geen specifiek doel
B
het middenstuk sluit de tekst af
C
het middenstuk werkt de deelonderwerpen verder uit
D
het middenstuk geeft feitelijke informatie

Slide 6 - Quiz

Welke uitspraak is NIET waar?
1. Informatie die bij elkaar hoort, zet je in aparte alinea's.
2. Je kunt een tussenkopje gebruiken om het deelonderwerp duidelijk te maken.
3. Je middenstuk kan uit meerdere alinea's bestaan.
4. Je kunt hulpvragen bedenken om zo beter je tekst te kunnen schrijven.
A
uitspraak 1
B
uitspraak 2
C
uitspraak 3
D
uitspraak 4

Slide 7 - Quiz

Wat is het doel van het slot van een tekst?
A
het slot rond de tekst af met een leuke zin
B
het slot sluit de tekst af met een samenvatting of een conclusie
C
het slot heeft geen specifiek doel en kan worden weggelaten
D
het slot geeft suggesties om verder te lezen over het onderwerp

Slide 8 - Quiz

Welke drie soorten uitsmijters zijn er?
A
de lezer een vraag stellen, een toekomstverwachting geven en een suggestie doen om verder te lezen
B
de lezer een vraag stellen, een prikkelende stelling innemen en een oproep doen om iets te doen of juist te laten
C
een prikkelende stelling innemen, een suggestie doen om verder te lezen en een oproep doen om iets te doen of juist te laten
D
een prikkelende stelling innemen, een toekomstverwachting geven en een oproep doen om iets te doen of juist te laten

Slide 9 - Quiz

Alinea-indeling
  • Een alinea bestaat uit minimaal 3 zinnen die samen een logisch geheel vormen. 
  • Elk deelonderwerp heeft zijn eigen alinea; informatie die bij elkaar hoort zet je dus bij elkaar in één alinea. 
  • In de eerste zin van je alinea zet je de belangrijkste informatie, dit noemen we de kernzin.
  • In de rest van de alinea ga je die belangrijke informatie dan verder uitleggen of geef je voorbeelden. 

Slide 10 - Slide

Deze tekst is niet verdeeld in alinea's. Verdeel de tekst in alinea's. Noteer de eerste drie woorden en de laatste drie woorden van de alinea's.

Slide 11 - Mind map

Een goede alinea schrijven
Tips voor het schrijven van een goede alinea:
  • Maak niet alle zinnen even lang. Wissel korte en lange zinnen met elkaar af. 
  • Herhaal niet steeds dezelfde woorden, maar zoek synoniemen.
  • Gebruik verwijswoorden en zorg dat het duidelijk is naar wie of wat je verwijst. 

Slide 12 - Slide

De zinnen van deze tekst staan door elkaar. Zet de zinnen in de juiste volgorde. Zorg dat de kernzin vooraan staat.

Slide 13 - Mind map

Zinsverbanden
  • Binnen een alinea hebben de zinnen altijd met elkaar te maken.
  • Om duidelijk te maken wat ze met elkaar te maken hebben kun je verbindingswoorden/ signaalwoorden gebruiken. 

Slide 14 - Slide

Van welk zinsverband is hier sprake?

Mijn moeder richt tentoonstellingen in voor haar werk. Daarom was ze vorige week in het Fries museum.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Van welk zinsverband is hier sprake?

Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Van welk zinsverband is hier sprake?

Er lagen overal spijkers op de weg, daardoor kregen drie auto's een lekke band.
A
samenvatting
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 17 - Quiz

Van welk zinsverband is hier sprake?

Ik hou niet van alle soorten snoep, ik vind zoute drop bijvoorbeeld erg vies.
A
voorbeeld
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Van welk zinsverband is hier sprake?

Mijn broertje was vorige week kwijt in de winkel, maar mijn moeder bleef rustig.
A
tijd
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

Van welk zinsverband is hier sprake?

Kortom dat soort praktijken zien wij hier liever niet.
A
samenvatting
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Maak het verband tegenstelling tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen):
a) Mijn broer luistert alleen naar hardrock.
b) Ikzelf heb een hele brede muzieksmaak.

Slide 21 - Open question

Maak het verband vergelijking tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen):
a) Mo zingt altijd vals.
b) Een kraai met keelpijn.

Slide 22 - Open question

Herschrijf de volgende alinea door
verbindingswoorden/ signaalwoorden toe te voegen.
Je mag de zinnen aanpassen en
samenvoegen.

Slide 23 - Open question

Formatieve schrijfopdracht
  • Jullie gaan nu een hele tekst schrijven. Voor deze tekst krijg je nog geen cijfer, alleen feedback over wat je de volgende keer anders/beter moet doen. 
  • Later schrijven jullie wel een tekst voor een cijfer, deze tekst gaat over het boek dat je nu aan het lezen bent.

Slide 24 - Slide

Formatieve schrijfopdracht
  • Maak opdracht 8 op pagina 169 van je boek. 
  • Deze opdracht is huiswerk voor volgende les (maandag 20 februari). 
  • Je levert de opdracht geprint (met je naam erop!) in op mijn bureau aan het begin van de les. 

Slide 25 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: maandag 20 februari
  • Huiswerk: leren theorie p. 102, 104, 106, 162, 164, 166 en 168 + formatieve schrijfopdracht (opdr. 8, p. 169)
  • Meenemen: LAPTOP, leesboek, boek en pen
  • Programma: grammatica



Slide 26 - Slide