H3 - Vraag & Aanbod H3 (3.1 t/m 3.4)

H3 Vraag en Aanbod
Kosten, opbrengsten en winst
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 Vraag en Aanbod
Kosten, opbrengsten en winst

Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling elasticiteiten
  • Theorie kosten
  • Aan de slag: 3.1 t/m 3.4

Slide 2 - Slide

Prijselasticiteit
Relatief inelastische vraag
Relatief elastische vraag
Volkomen inelastische vraag
Primaire goederen
Luxe goederen

Slide 3 - Drag question

Kruiselingse-
prijselasticiteit
Complementaire goederen
Substitutiegoederen
Geen verband tussen goederen

Slide 4 - Drag question

Inkomenselasticiteit
Luxe goederen
Inferieurie goederen
Indifferente goederen
Noodzakelijke goederen

Slide 5 - Drag question

Gegeven is de volgende vraagfunctie:
Qv = -500P + 80.000. De prijs stijgt van 40 naar
44 euro. Bereken de prijselasticiteit:
timer
3:00

Slide 6 - Open question

-0,33
De vraag naar dit product is...
A
Elastisch
B
Inelastisch

Slide 7 - Quiz

Wanneer de prijselasticiteit -5 is en de prijs stijgt met 10%. Dan zal de omzet?
A
Stijgen
B
Dalen

Slide 8 - Quiz

H3: kosten opbrengsten en winst
Prijsvorming
  • Samenspel van vraag en aanbod.
  • Prijs moet hoog genoeg zijn voor voldoende aanbod.
Korte termijn
  • Extra kosten per extra product dekken. 
Lange termijn
  • Alle kosten dekken en ook nog winst. 

Slide 9 - Slide

Productiekosten
Vaste kapitaalgoederen
  • Alles wat je nodig hebt voor het produceren.
  • Afschrijven --> waarde vermindering. 

Slide 10 - Slide

De afschrijving per jaar kunnen we berekenen met de volgende formule:


Noa koopt voor € 10.000 een nieuwe kopieerapparaat. Deze gaat vijf jaar mee. Hoeveel is de afschrijving per jaar?

A
€200
B
€2.000
C
€50.000
D
€5.000

Slide 11 - Quiz

Vaste en variabele kosten
 Vaste kosten
 bijv.
  • huisvesting
  • rentekosten
  • contributies
  • personeel?
 Variabele kosten
 bijv.
  • zakelijk verbruik
  • schoonmaak
  • wasserij
  • personeel?

Slide 12 - Slide

Variabele kosten
TK = totale kosten
TVK = totale variabele kosten
TCK = totale constante kosten
q = afzet --> productieomvang

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
3.1 t/m 3.4

Slide 14 - Slide