Werkwoorden

Werkwoorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden

Slide 1 - Slide

Gebiedende wijs
Stop vandalisme!
Houd toch op!
Ga eens weg!
Pak je pen!

Dit zijn zinnen in de gebiedende wijs. Iemand iets gebieden is iemand iets opdragen. Iemand moet iets gaan doen.
Deze zinnen beginnen met een werkwoord. Kun jij gebiedende zinnen herkennen?

Slide 2 - Slide

Ellen pakt haar pen.
A
Gebiedende wijs
B
Geen gebiedende wijs

Slide 3 - Quiz

Doe het licht aan!
A
Geen gebiedende wijs
B
Gebiedende wijs

Slide 4 - Quiz

Ben doet het licht aan.
A
Gebiedende wijs
B
Geen gebiedende wijs

Slide 5 - Quiz

Ruim je troep op!
A
Gebiedende wijs
B
Geen gebiedende wijs

Slide 6 - Quiz

Mijn moeder roept mij.
A
Gebiedende wijs
B
Geen gebiedende wijs

Slide 7 - Quiz

Gebiedende wijs
Kijk naar de volgende zin: Pak je pen eens.

Wat is de persoonsvorm? Pak
Wat is het onderwerp? Staat er niet in, want "je" hoort bij pen.
In gebiedende zinnen staat vaak geen onderwerp. De persoonsvorm staat in de ik-vorm.

Loop eens naar de deur.
Wat is de persoonsvorm? Loop
Wat is het onderwerp? Staat er niet in

Slide 8 - Slide

Directe rede

De man zegt: 'Hou op'!
'Stop vandalisme!', zegt Job.

Directe rede is zinnen met aanhalingstekens en wat iemand letterlijk zegt.


Indirecte rede

De man zegt dat je op moet houden.
Job zegt dat vandalisme moet stoppen.

Indirecte rede is zinnen waar het woord "dat" vaak in staat, zonder aanhalingstekens en niet wat er letterlijk wordt gezegd.

Slide 9 - Slide

De juf zegt tegen ons: 'Let op!'
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 10 - Quiz

'Eet een appel', zegt de dokter.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quiz

De juf zegt tegen mij dat ik meer op moet letten.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 12 - Quiz

Mijn moeder zegt dat ik beter moet leren voor mijn toets.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 13 - Quiz

Zelfstandig werken
Maak blz. 6+7 van je werkboek (C, D en I overslaan)
Klaar? Spellingsmol (12*) en werkwoordpaard (18*)
Klaar? 3* grammaticaklussers erbij (in totaal)
Klaar? TaalBlobs
Klaar? Spelletje online klas

Slide 14 - Slide