Argumentatieleer

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doelen
  • A1. Ik kan argumenten onderscheiden: feitelijk versus waarderend. 
  • A2. Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument.
     
  • A4. Ik ken de verschillende argumentatieschema’s en ik kan ze van elkaar onderscheiden. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Noteer het standpunt:
Lees de boeken van Özkan Akyol, want ze zijn erg inspirerend.​

Slide 4 - Open question

Noteer het standpunt:
Morgen is het lekker weer, daarom ga ik dan naar het strand.​

Slide 5 - Open question

Noteer het standpunt:
Ik ben ziek, dus ik kan niet naar jouw feestje komen.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Noteer het argument:
Ik hou van Italiaans eten. Zo eet ik graag pasta en pizza.

Slide 8 - Open question

Noteer het argument:
Mijn broertje wil dokter worden, want hij vindt biologie een zeer interessant vak.

Slide 9 - Open question

Noteer het argument:
Het gaat regenen. Daarom ga ik met de auto naar mijn werk.

Slide 10 - Open question

Noteer het argument:
Jan kan starten met rijlessen. Hij is immers al 18 jaar oud. ​

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Maak een zin met een standpunt en een argument. Gebruik voor je argument een van deze signaalwoorden: immers, want, namelijk, zo, omdat.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Welke kop is objectief/feitelijk?
A
Scheidsrechter geeft twee rode kaarten
B
onbetrouwbare scheidsrechter geeft rode kaarten

Slide 15 - Quiz

Welke tekst is objectief/feitelijk?
A
Het is 5 graden
B
Het is akelig koud

Slide 16 - Quiz


Welke kop is subjectief/waarderend?
A
Twaalfjarige haalt geld op voor daklozen
B
Een twaalfjarige held haalt geld op voor daklozen

Slide 17 - Quiz

Noem op de volgende slides een argument vóór en een argument tegen de volgende standpunten.

Slide 18 - Slide

Er moet snel een verbod komen op het fokken van vechthonden.

Slide 19 - Open question

Iedereen boven de 21 moet een basisinkomen krijgen.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Bij welke argumentatiestructuur heb je maar één argument?
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie

Slide 27 - Quiz

Nevenschikkende argumentatie
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie

Slide 28 - Drag question

Ik vind argumentatiestructuren...
A
Moeilijk
B
Eerst moeilijk, maar inmiddels iets makkelijker
C
Ik snap het voor 75%
D
Makkelijk

Slide 29 - Quiz