Oefentoets Kapitel 3 - 3T1

Oefentoets Kapitel 3 - 3T1
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets Kapitel 3 - 3T1

Slide 1 - Slide

Wortschatz
Lektion 1 t/m 6

Slide 2 - Slide

Vertaal:
die Ernährung

Slide 3 - Open question

Vertaal:
anziehen

Slide 4 - Open question

Vertaal:
der Einfluss

Slide 5 - Open question

Vertaal:
weinen

Slide 6 - Open question

Vertaal:
das Jahrhundert

Slide 7 - Open question

Vertaal:
de voeten

Slide 8 - Open question

Vertaal:
de tanden

Slide 9 - Open question

Vertaal:
der Wettbewerb

Slide 10 - Open question

Vertaal:
kapieren

Slide 11 - Open question

Vertaal:
die Kerze

Slide 12 - Open question

Vertaal:
die Einladung

Slide 13 - Open question

Vertaal:
de bruiloft

Slide 14 - Open question

Redemittel
Lektion 6

Slide 15 - Slide

Vertaal:

Ik ben met mijn vrienden naar een concert geweest.

Slide 16 - Open question

Vertaal:

We vieren samen feest en er is lekker eten.

Slide 17 - Open question

Vertaal:

Ik wens je beterschap!

Slide 18 - Open question

Vertaal:

Er is een groot vuurwerk.

Slide 19 - Open question

Grammatik A & D- Voorzetsels met de 3e en 4e naamval

Slide 20 - Slide

Noem alle vaste voorzetsels van de 3e naamval

Slide 21 - Mind map

Noem alle vaste voorzetsels van de 4e naamval

Slide 22 - Mind map

(Sinds een) ..... Monat (m) treibt er dreimal pro Woche sport.

Slide 23 - Open question

(Sinds een) ..... Monat (m) treibt er dreimal pro Woche sport.

Slide 24 - Open question

Ich trainiere (met mijn) ...... Tante für den Halbmarathon.

Slide 25 - Open question

Gestern bin ich (bij de)..... Arzt (m) gewesen

Slide 26 - Open question

Dieser Saft hilft auch nicht .........(tegen mijn) Allergie (v).

Slide 27 - Open question

Er joggt zweimal pro Woche (om het) ...... Park (m).

Slide 28 - Open question

(Zonder jullie) .... Tipps (mv) hätte ich das nie geschafft.

Slide 29 - Open question

Thomas geht (zonder haar) ins Theater.
A
ohne ihr
B
ohne sie

Slide 30 - Quiz

Das Geschenk ist (voor jullie).
A
für ihr
B
für euch

Slide 31 - Quiz

Was hast du (tegen hem)
A
gegen ihm
B
gegen er
C
gegen ihn

Slide 32 - Quiz

Ich möchte gerne (met jou) tanzen.
A
mit du
B
mit dir
C
mit dich

Slide 33 - Quiz

Wir haben nichts (van hen) gehört.
A
von ihr
B
von ihnen
C
von Ihnen

Slide 34 - Quiz

Grammatik C - Reflexive Verben

Slide 35 - Slide

Ich wasche mir/mich
A
mir
B
mich

Slide 36 - Quiz

Ich wasche mir/mich die Füße
A
mir
B
mich

Slide 37 - Quiz

Kaufst du dir/dich ein neues Auto?
A
dir
B
dich

Slide 38 - Quiz

Schminkst du dir/dich?
A
dir
B
dich

Slide 39 - Quiz

sich beeilen

Wir müssen ...... ....... , um den Zug nicht zu verpassen.

Slide 40 - Open question

sich bewerben

Ich werde ..... für eine Stelle als Journalistin ....

Slide 41 - Open question

sich verlaufen

Habt ihr ...... schon mal ..... ?

Slide 42 - Open question

sich anziehen

Welches Kleid ...... du ..... an?


Slide 43 - Open question

Slide 44 - Slide