Week 40 1 B

week 40 NE/1     
spullen pakken 
stamgroepen 
stilte  /start 

Deze meisje lezen vaak in die boekje

Hoeveel fouten ? 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

week 40 NE/1     
spullen pakken 
stamgroepen 
stilte  /start 

Deze meisje lezen vaak in die boekje

Hoeveel fouten ? 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Terugblik  : week 39 toets  en weektaak 39  
  •  Herhaling theorie week 39  &  wat je moest doen voor week 39.



  • aan het werk met week 39 /40
  • parafen week 38 :  woordenschat en Lezen H2 
  • Afsluiting

Hoofdstuk 1 : 
Spreken en Gesprekkken ; gesprek voeren , vragen stellen 
 Formuleren de- en het woorden  

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 1  taalverzorging : formuleren                                                    



De-woorden en het-woorden

Slide 3 - Slide

Eén hand in de lucht voor 
het-woorden


Twee handen in de lucht voor de-woorden


Slide 4 - Slide

weektaak 40  

Hoofdstuk 1 
2 paragrafen 
Taalverzorging:  
Grammatica werkwoorden 
Spelling  

welke opdrachten :
 it's Learning en 
NN  online in de planning 


    leerdoelen week 40 

  • werkwoorden herkennen
  • ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken 

Slide 5 - Slide

De of het?
Heel vaak hoor je ‘automatisch’ welk lidwoord bij het woord past.​
 

​Twijfel je? Dan kan je in​ 
het woordenboek kijken.

Slide 6 - Slide

Goed om te weten!
Bij de-woorden gebruik je deze en die

De printer -> deze printer en die printer​
De mascotte -> deze mascotte en die mascotte​
​ 


Slide 7 - Slide

Goed om te weten!
Bij het-woorden gebruik je ook dit en dat


Het gebouw -> dit gebouw en dat gebouw​
Het meisje -> dit meisje en dat meisje

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

week 40 NE /2    
spullen pakken 
stamgroepen 
stilte  

hoeveel de- woorden ? 
herfstvakantie
lokaal 
schoolboek 
gemeente 

Slide 10 - Slide

Samengevat 


de en het zijn /noemen we ...........................

In het ................................vind je altijd de juiste lidwoorden

De-woorden verwijs je met .........en ............ 

.......-woorden  verwijs je met dit en da

Slide 11 - Slide

'Wat weet je over werkwoorden '

Slide 12 - Mind map

welke werkwoorden  zie je ? 
schrijf 3 zinnen  over dit plaatje 
met een werkwoord.
timer
3:00

Slide 13 - Slide

een werkwoord is:
  • een soort woorden of een van de woordsoort (en)
  • woorden die een actie aangeven/ iets dat je kunt doen
  • Het kan veranderen / zich aanpassen , het heeft veel vormen  
  • Het verandert als de tijd van de zin verandert = VERVOEGEN.
  • Je hebt de beginvorm van het HELE WERKWOORD en eindigt dan meestal op -EN. =   infinitief

Slide 14 - Slide

welk woord is een werkwoord?
A
gebouwen
B
verbouwen
C
getrouwen
D
verkouden

Slide 15 - Quiz



parafen 38 /39 /40 

Slide 16 - Slide

weektaak 39 is morgen af 

Opdrachten in  taak it's L
de planning NN online

Spreken en Gesprekken Opdracht 1 en 2  
Formuleren  
Opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 


weektaak 40 

Opdrachten in  taak it's L.
Opdrachten in de planning NN online  
  • Taalverzorging Grammatica    werkwoorden
        Opdracht 1, 2, 3, 4, 5 
  • Taalverzorging : Spelling :             1,2, 3 en 5 


Slide 17 - Slide

 noem een synoniem van  najaar 
uit hoeveel woorden bestaat het woord  boterhamzakje ?
welk woord hoort er niet bij : 

stoelen- fiets - glazen -bergen
Hoe noem je de  dikgedrukte  regel boven een gedelte vean de tekst  waaruit een tekst is opgebouwd ?
A. alinea's 
B. tussenkopjes 
C. Titels


hoe heet dit sprookje?

Slide 18 - Slide

Leestekens

Alle tekens in een tekst
, . ? !

Slide 19 - Slide

Typ een de of het woord

Slide 20 - Open question

Waar vind je het juiste lidwoord?
A
Tiktok
B
Google
C
Woordenboek
D
Aeres nieuwsbrief

Slide 21 - Quiz

Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet

Slide 22 - Quiz

Wat klopt?
A
Het gebouw
B
Dit gebouw
C
Die gebouw
D
Deze gebouw

Slide 23 - Quiz

Wat hoort bij de winkel?
A
deze
B
die
C
het
D
dit

Slide 24 - Quiz

'Welke soorten vragen ken je'

Slide 25 - Mind map

interview : vragen 
verschillende soorten vragen : welke zijn er ? 

  • welke zijn er ? 
  • open/gesloten vragen
  • door vragen : uitleg /voorbeeld/als ik het goed begrijp ..
  • naar feiten en naar meningen. 


Slide 26 - Slide

wie ben ik ? 
  • tweetallen
  • schrijf de naam van een bekend persoon op een blaadje, niet laten zien
  • vragen stellen , alleen ja /nee , om beurt 
  • 3 minuten  
timer
3:00

Slide 27 - Slide