De-woorden en het-woorden

Hoofdstuk 1

Taalverzorging

De-woorden en het-woorden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1

Taalverzorging

De-woorden en het-woorden

Slide 1 - Slide

Eén hand in de lucht voor 
het-woorden


Twee handen in de lucht voor de-woorden


Slide 2 - Slide

De of het?
Heel vaak hoor je ‘automatisch’ welk lidwoord bij het woord past.​
 

​Twijfel je? Dan kan je in​ 
het woordenboek kijken.

Slide 3 - Slide

Goed om te weten!
Bij de-woorden gebruik je deze en die

De printer -> deze printer en die printer​
De mascotte -> deze mascotte en die mascotte​
​ 


Slide 4 - Slide

Goed om te weten!
Bij het-woorden gebruik je ook dit en dat


Het gebouw -> dit gebouw en dat gebouw​
Het meisje -> dit meisje en dat meisje

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Samengevat
In het woordenboek vind je de juiste lidwoorden

De-woorden verwijs je met die en deze

Het-woorden verwijs je met dit en da

Slide 7 - Slide

Leestekens

Alle tekens in een tekst
, . ? !

Slide 8 - Slide

Typ een de of het woord

Slide 9 - Open question

Waar vind je het juiste lidwoord?
A
Tiktok
B
Google
C
Woordenboek
D
Aeres nieuwsbrief

Slide 10 - Quiz

Wat zijn leestekens?
A
Alle tekens in een tekst
B
Alle letters in een tekst
C
Alle cijfers in een tekst
D
Leestekens bestaan niet

Slide 11 - Quiz

Wat klopt?
A
Het gebouw
B
Dit gebouw
C
Die gebouw
D
Deze gebouw

Slide 12 - Quiz

Wat hoort bij de winkel?
A
deze
B
die
C
het
D
dit

Slide 13 - Quiz

Huiswerk voor morgen

Opdrachten BL 
Blz 40
Opdracht 1, 3, 4, 5, 8, 9 

Ben je klaar?
Maak opdracht 7
Huiswerk voor morgen

Opdrachten KL
Blz 30
Opdracht 1, 2, 3, 4, 5 

Ben je klaar?
Maak opdracht 6

Slide 14 - Slide