V1: Unidad 1 Les 2 - Getallen, llamarse, tener & ser
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 1,2
This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Huiswerk (los deberes)
Opdracht 2
b. verano = uve - e - erre - ene - o c. bienvenidos = be - i - e - ene - i - de - o d. internacional = i - ene - te - e - erre - ene - a - ce - i - o - ene - a - ele
Opdracht 9 b. seis g. siete c. cinco h. seis d. seis i. trece e. trece j. tres f. quince
Llamarse is een wederkerend werkwoord = verwijst naar de persoon zelf.
1. Ik Yo me llamo 2. Jij Tú te llamas 3. Hij/ zij/ u Él/ ella/ usted se llama
4. Wij Nosotros nos llamamos
5.Jullie Vosotros os llamáis
6. Zij/ u (mv) Ellos/ ellas/ se llaman ustedes
Slide 11 - Slide
Llamarse = heten
Vul de juiste vorm van het werkwoord "llamarse".
1. Yo _______________ Ana. 2. Tú _______________ Juan.
3. Él _______________ Álvaro.
4. Ella _______________ Maria. 5. Nosotros _______________ Laura y Óscar.
¡A practicar!
Slide 12 - Slide
Tener = hebben (onregelmatig)
-Het werkwoord heeft een onregelmatig vervoeging bij de ik-vorm. -Een stamverandering vindt plaats tijdens het vervoegen: (E voor IE) (met uitzondering van nosotros / vosotros). -*Als je je leeftijd wilt zeggen, gebruik je tener.
1.Yo tengo ik heb
2.Tú tienes jij hebt
3.Él/ ella/ usted tiene hij/ zij/ u heeft
4.Nosotros tenemos wij hebben
5.Vosotros tenéis jullie hebben
6.Ellos/ ellas/ ustedes tienen zij/ u (mv) hebben
Slide 13 - Slide
Tener = hebben
Vul in de juiste vorm van het werkwoord tener.
1. Juan ………… doce años.
2. (Yo) ………. un gato.
3. María y Juan ……….. cuatro años.
4. Mi madre ……….. un coche blanco.
5. (Nosotros) ………. muchos tomates.
6. Mi padre ………… 89 años.
7. Juan y María ………… ocho gatos.
8. (Ellas) ………… el pelo azul.
Slide 14 - Slide
Ser = zijn (onregelmatig)
1. Yo soy ik ben
2. Tú eres jij bent
3. Él/ ella/ usted es hij/zij/u is
4. Nosotros somos wij zijn
5. Vosotros sois jullie zijn
6. Ellos/ ellas/ ustedes son zij/u (mv) zijn
Slide 15 - Slide
Ser = zijn
Vul in de juiste vorm van het werkwoord ser.
1. Carmen …………… española.
2. Maria y Julio …………… españoles.
3. Nosotros …………… holandeses..
4. ¿Ustedes también (= ook) …………… holandeses?
5. No, nosotros no …………. Holandeses. Somos belgas.
6. Hola, yo …………. Luis.
7. Juana ………… profesora.
Slide 16 - Slide
Ser = zijn
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Los números 1 - 30
Slide 19 - Slide
Wat heb je van
deze les geleerd?
Slide 20 - Open question
Lesdoelen ✔
Después de la clase...
✔R: Je kunt jezelf en anderen in het Spaans voorstellen; ✔T1: Je kunt vertellen wat jouw telefoonnummer is ✔T2: Je kunt formulieren invullen met persoonlijke gegevens